van mensen bv. zelf rijdende auto’s)
- machine learning (stap verder, de machine leert van zijn fouten)
- internet of things (apparaten worden via internet aan elkaar gekoppeld)
- 3D-printen
- big data (toepassingen nemen alleen maar meer toe)
- blockchain (databases en structuur waarin gegevens zijn opgeslagen,
data is verspreidt over miljoenen computers)
- privacy (privacy wordt steeds belangrijker)
- databeveiliging (gegevens moeten niet misbruikt worden)
STROMEN EN ONTWIKKELINGEN
Taakvolwassenheid = mensen kunnen en willen de hun opgedragen taak uitvoeren.
Disruptie = ingrijpende verandering.
We leven in een disruptieve tijd. Uit het verleden kan veel geleerd worden hoe dingen in de
toekomst aangepast kunnen worden.
Veel bedrijven komen en gaan, de levensduur van bedrijven is gedaald in de eeuw.
Organisaties: een samenwerkingsverband van mensen dat doelgericht en blijvend is (bv.
biljartvereniging, Reumfonds).
Bedrijven: een organisatie die goederen/diensten levert voor een afzetmarkt (bv. Rabobank,
ziekenhuis)
Ondernemingen: een bedrijf met winstoogmerk (bv. AH, bakker, voetbalclub Ajax)
VROEGE ORGANISATIETHEORIEËN
Adam Smith
Adam schreef over politiek bestuur. Hij was van mening dat het nastreven van het eigen
individuele belang resulteert in het grootste maatschappelijk belang. De ‘onzichtbare hand’
zorgt ervoor dat vraag en aanbod altijd samenkomen. Hij schreef een boek: Wealth of
Nations. Hij wordt beschouwd als de grondleggers van het economisch liberalisme.
Scientific management
= managementstijl uit het begin van de vorige eeuw, werken in fabrieken en via een lopende
band worden de onderdelen verplaatst naar de volgende die er aan gaat werken. Nog steeds
wordt er veel op die manier gewerkt, niet een lopende band maar een virtuele lopende
band, die medewerkers afgaat.
Frederick Taylor
Tijdens de industriële revolutie werd massaproductie mogelijk. Er ontstonden bestuurlijke
problemen bij bedrijven als gevolg van schaalvergroting en toenemende complexiteit van
het productieproces. Taylor benaderde het probleem wetenschappelijk en zocht de
41
, oplossing in standaardisatie en efficiency. Hij maakte van het productieproces losstaande
handelingen waarin ieder arbeider zich kon specialiseren. Specialisatie zou dat het meest
efficiëntste productieproces leiden. Ook stelde hij in dat er prestatienormen worden gesteld
waaraan beloningen werden gekoppeld.
Henri Fayol
Hij had een benadering van een organisatie die worden gecoördineerd, er zijn 5 general
management functies en 6 organisatiefuncties.
Op basis daarvan komt Fayol op 14 managementprincipes.
5 belangrijkste activiteiten van General Management:
1) plannen en voorspellen
2) organiseren van het werk
3) geven van opdrachten om het werk uit te voeren
4) coördineren van alle activiteiten
5) controleren of alles volgens het plan verloopt
6 organisatiefuncties onderscheidde hij:
1) Technische functie
2) Commerciële functie
3) Financiële functie
4) Veiligheidsfunctie
5) Comptabele (boekhoud) functie
6) Management- of leidinggevende functie
14 MANAGEMENTPRINCIPES
1 Specialisatie
2 Eenheid van gezag elke werknemer heeft één, en niet meer dan één, leidinggevende
3 Formele en duidelijk lopend van de top naar de werkvloer
gedefinieerde keten
4 Eenheid van richting alle neuzen moeten dezelfde richting opstaan
5 Autoriteit en recht om opdrachten te geven en de macht om gehoorzaamheid
verantwoordelijkheid af te dwingen en de verantwoordelijkheid om opdrachten te geven
6 Discipline iedereen moet deel van de last dragen
7 Onderschikking van op het werk dient men zich alleen met de zaken van het werk
individuele belangen bezig te houden
8 Beloning werknemers ontvangen een rechtvaardige beloning die recht
doet aan hun inzet
9 Centralisatie de beslissingen worden in de top genomen
42
- machine learning (stap verder, de machine leert van zijn fouten)
- internet of things (apparaten worden via internet aan elkaar gekoppeld)
- 3D-printen
- big data (toepassingen nemen alleen maar meer toe)
- blockchain (databases en structuur waarin gegevens zijn opgeslagen,
data is verspreidt over miljoenen computers)
- privacy (privacy wordt steeds belangrijker)
- databeveiliging (gegevens moeten niet misbruikt worden)
STROMEN EN ONTWIKKELINGEN
Taakvolwassenheid = mensen kunnen en willen de hun opgedragen taak uitvoeren.
Disruptie = ingrijpende verandering.
We leven in een disruptieve tijd. Uit het verleden kan veel geleerd worden hoe dingen in de
toekomst aangepast kunnen worden.
Veel bedrijven komen en gaan, de levensduur van bedrijven is gedaald in de eeuw.
Organisaties: een samenwerkingsverband van mensen dat doelgericht en blijvend is (bv.
biljartvereniging, Reumfonds).
Bedrijven: een organisatie die goederen/diensten levert voor een afzetmarkt (bv. Rabobank,
ziekenhuis)
Ondernemingen: een bedrijf met winstoogmerk (bv. AH, bakker, voetbalclub Ajax)
VROEGE ORGANISATIETHEORIEËN
Adam Smith
Adam schreef over politiek bestuur. Hij was van mening dat het nastreven van het eigen
individuele belang resulteert in het grootste maatschappelijk belang. De ‘onzichtbare hand’
zorgt ervoor dat vraag en aanbod altijd samenkomen. Hij schreef een boek: Wealth of
Nations. Hij wordt beschouwd als de grondleggers van het economisch liberalisme.
Scientific management
= managementstijl uit het begin van de vorige eeuw, werken in fabrieken en via een lopende
band worden de onderdelen verplaatst naar de volgende die er aan gaat werken. Nog steeds
wordt er veel op die manier gewerkt, niet een lopende band maar een virtuele lopende
band, die medewerkers afgaat.
Frederick Taylor
Tijdens de industriële revolutie werd massaproductie mogelijk. Er ontstonden bestuurlijke
problemen bij bedrijven als gevolg van schaalvergroting en toenemende complexiteit van
het productieproces. Taylor benaderde het probleem wetenschappelijk en zocht de
41
, oplossing in standaardisatie en efficiency. Hij maakte van het productieproces losstaande
handelingen waarin ieder arbeider zich kon specialiseren. Specialisatie zou dat het meest
efficiëntste productieproces leiden. Ook stelde hij in dat er prestatienormen worden gesteld
waaraan beloningen werden gekoppeld.
Henri Fayol
Hij had een benadering van een organisatie die worden gecoördineerd, er zijn 5 general
management functies en 6 organisatiefuncties.
Op basis daarvan komt Fayol op 14 managementprincipes.
5 belangrijkste activiteiten van General Management:
1) plannen en voorspellen
2) organiseren van het werk
3) geven van opdrachten om het werk uit te voeren
4) coördineren van alle activiteiten
5) controleren of alles volgens het plan verloopt
6 organisatiefuncties onderscheidde hij:
1) Technische functie
2) Commerciële functie
3) Financiële functie
4) Veiligheidsfunctie
5) Comptabele (boekhoud) functie
6) Management- of leidinggevende functie
14 MANAGEMENTPRINCIPES
1 Specialisatie
2 Eenheid van gezag elke werknemer heeft één, en niet meer dan één, leidinggevende
3 Formele en duidelijk lopend van de top naar de werkvloer
gedefinieerde keten
4 Eenheid van richting alle neuzen moeten dezelfde richting opstaan
5 Autoriteit en recht om opdrachten te geven en de macht om gehoorzaamheid
verantwoordelijkheid af te dwingen en de verantwoordelijkheid om opdrachten te geven
6 Discipline iedereen moet deel van de last dragen
7 Onderschikking van op het werk dient men zich alleen met de zaken van het werk
individuele belangen bezig te houden
8 Beloning werknemers ontvangen een rechtvaardige beloning die recht
doet aan hun inzet
9 Centralisatie de beslissingen worden in de top genomen
42