GZC III week 5 → vragen
Introductie Public Health • Hoorcollege 20
1. In public health geldt als patiënt.
a. Populatie
b. Individu
2. Onder welke tak van de sociale geneeskunde valt de forensisch arts?
a. Arts A&G
b. Arts M&G
3. Door veranderingen in de maatschappij ontstaan meer risico’s op de
ontwikkeling van kanker.
a. Juist
b. Onjuist
4. De verschillen in levensverwachting tussen landen nemen
a. toe
b. af
5. De gezonde levensverwachting in Nederland neemt af.
a. Juist
b. Onjuist
6. Bij chronische ziekten is de prevalentie hoger dan de incidentie.
a. Juist
b. Onjuist
7. In welke vier grepen zijn de determinanten van het model van Lalonde te
verdelen?
8. Welke stelling(en) over QALY’s en DALY’s is of zijn juist?
⬜ DALY’s stijgen niet
⬜ QALY’s meten ziektelast
⬜ DALY’s meten gezondheidsverlies
⬜ 1 QALY is bijvoorbeeld 1 levensjaar * utiliteit 0,25
GZC III → week 5 → vragen → 1
,Bevolkingsonderzoek naar kanker • Hoorcollege 21
9. Een bevolkingsonderzoek is gericht op mensen met gezondheidsklachten.
a. Juist
b. Onjuist
10. In de reguliere zorg is de belangrijker, bij screening is de belangrijker.
a. sensitiviteit, specificiteit
b. specificiteit, sensitiviteit
11. Door length time bias lijkt het alsof patiënten langer leven, omdat de ziekte
eerder is gevonden door screening.
a. Juist
b. Onjuist
E-module Public Health – organisatie en bekostiging van de zorg • Zelfstudie 16
12. Wie bekostigt screeningsprogramma’s uit het Nationaal Programma voor
Bevolkingsonderzoek?
a. De Rijksoverheid
b. Nederlandse zorgverzekeraars gezamenlijk
c. Uitgenodigde
d. Zorgverzekeraar van de uitgenodigde
13. Een verzekeraar mag aangeven enkel voor hoger opgeleiden beschikbaar te
zijn.
a. Juist
b. Onjuist
GZC III → week 5 → vragen → 2
, Nationaal beleid Nederlandse gezondheidszorg • Hoorcollege 22
14. Welke stelling over het Nederlandse zorgsysteem is juist?
a. Het is een publiek systeem
b. Er is sprake van gereguleerde marktwerking
15. Wat zijn nieuwe ontwikkelingen?
⬜ De besluitvorming is gedeeld
⬜ Patiënten worden ouder en mondiger
⬜ Patiënten zijn minder betrokken bij richtlijnvorming
⬜ Patiënten zijn minder zelfredzaam
16. In welke lijn proberen patiënten zelf een diagnose te stellen?
a. Nulde lijn
b. Eerste lijn
c. Anderhalfde lijn
d. Tweede lijn
17. Wie bepaalt over de inhoud van het basispakket van de zorgverzekering?
a. De patiënt
b. De Rijksoverheid
c. De zorgaanbieder
d. De zorgverzekeraar
Etnische diversiteit in de oncologie • Hoorcollege 25
18. Etniciteit is een multifactorieel begrip.
a. Juist
b. Onjuist
19. In Nederland wordt zelden herkomstland gebruikt als etniciteit.
a. Juist
b. Onjuist
20.Welk effect beschrijft het fenomeen dat migranten in land van herkomst de
laatste fase van hun leven willen doorbrengen?
a. Healthy migrant effect
b. Selectieve remigratie (salmon effect)
21. Wat stelt de convergentie hypothese?
GZC III → week 5 → vragen → 3
Introductie Public Health • Hoorcollege 20
1. In public health geldt als patiënt.
a. Populatie
b. Individu
2. Onder welke tak van de sociale geneeskunde valt de forensisch arts?
a. Arts A&G
b. Arts M&G
3. Door veranderingen in de maatschappij ontstaan meer risico’s op de
ontwikkeling van kanker.
a. Juist
b. Onjuist
4. De verschillen in levensverwachting tussen landen nemen
a. toe
b. af
5. De gezonde levensverwachting in Nederland neemt af.
a. Juist
b. Onjuist
6. Bij chronische ziekten is de prevalentie hoger dan de incidentie.
a. Juist
b. Onjuist
7. In welke vier grepen zijn de determinanten van het model van Lalonde te
verdelen?
8. Welke stelling(en) over QALY’s en DALY’s is of zijn juist?
⬜ DALY’s stijgen niet
⬜ QALY’s meten ziektelast
⬜ DALY’s meten gezondheidsverlies
⬜ 1 QALY is bijvoorbeeld 1 levensjaar * utiliteit 0,25
GZC III → week 5 → vragen → 1
,Bevolkingsonderzoek naar kanker • Hoorcollege 21
9. Een bevolkingsonderzoek is gericht op mensen met gezondheidsklachten.
a. Juist
b. Onjuist
10. In de reguliere zorg is de belangrijker, bij screening is de belangrijker.
a. sensitiviteit, specificiteit
b. specificiteit, sensitiviteit
11. Door length time bias lijkt het alsof patiënten langer leven, omdat de ziekte
eerder is gevonden door screening.
a. Juist
b. Onjuist
E-module Public Health – organisatie en bekostiging van de zorg • Zelfstudie 16
12. Wie bekostigt screeningsprogramma’s uit het Nationaal Programma voor
Bevolkingsonderzoek?
a. De Rijksoverheid
b. Nederlandse zorgverzekeraars gezamenlijk
c. Uitgenodigde
d. Zorgverzekeraar van de uitgenodigde
13. Een verzekeraar mag aangeven enkel voor hoger opgeleiden beschikbaar te
zijn.
a. Juist
b. Onjuist
GZC III → week 5 → vragen → 2
, Nationaal beleid Nederlandse gezondheidszorg • Hoorcollege 22
14. Welke stelling over het Nederlandse zorgsysteem is juist?
a. Het is een publiek systeem
b. Er is sprake van gereguleerde marktwerking
15. Wat zijn nieuwe ontwikkelingen?
⬜ De besluitvorming is gedeeld
⬜ Patiënten worden ouder en mondiger
⬜ Patiënten zijn minder betrokken bij richtlijnvorming
⬜ Patiënten zijn minder zelfredzaam
16. In welke lijn proberen patiënten zelf een diagnose te stellen?
a. Nulde lijn
b. Eerste lijn
c. Anderhalfde lijn
d. Tweede lijn
17. Wie bepaalt over de inhoud van het basispakket van de zorgverzekering?
a. De patiënt
b. De Rijksoverheid
c. De zorgaanbieder
d. De zorgverzekeraar
Etnische diversiteit in de oncologie • Hoorcollege 25
18. Etniciteit is een multifactorieel begrip.
a. Juist
b. Onjuist
19. In Nederland wordt zelden herkomstland gebruikt als etniciteit.
a. Juist
b. Onjuist
20.Welk effect beschrijft het fenomeen dat migranten in land van herkomst de
laatste fase van hun leven willen doorbrengen?
a. Healthy migrant effect
b. Selectieve remigratie (salmon effect)
21. Wat stelt de convergentie hypothese?
GZC III → week 5 → vragen → 3
