beperking – mondzorg bij de bijzondere
doelgroep
Puck Schoonen – MOZ3 D1
Inhoudsopgave
1. Mondproblematiek bij personen met een beperking ............................................................................. 2
1.1 Mondgezondheidstoestand van personen met een beperking............................................................. 2
1.2 Determinanten mondgezondheid van personen met een beperking ................................................... 4
1.2.1 Biologische factoren ........................................................................................................................ 4
1.2.2 Leefstijl ............................................................................................................................................ 4
1.2.3 Omgevingsfactoren ......................................................................................................................... 5
1.2.4 Voorzieningen gezondheidszorg...................................................................................................... 5
1.3 Mogelijke acties en aanbevelingen ...................................................................................................... 6
1.4 Mondproblematiek bij patiënten met een ontwikkelingsstoornis ........................................................ 8
1.4.1 Verstandelijke beperking ................................................................................................................. 8
1.4.2 Autismespectrumstoornis (ASS) .................................................................................................... 15
1.4.3 Attention Deficit/ Hyperactivity Disorder (ADHD) ......................................................................... 18
1.4.4 Gedrags- en emotionele stoornis .................................................................................................. 19
1.5 Mondproblematiek bij patiënten met een sensorische beperking ..................................................... 20
Doof en slechthorend .................................................................................................................................. 22
1.6 Mondproblematiek bij patiënten met een motorische beperking ...................................................... 23
1.7 Aandoeningen, syndromen en casuïstiek ........................................................................................... 24
MUN-H en MHC APP .................................................................................................................................... 24
Angelman syndroom .................................................................................................................................... 25
Downsyndroom ........................................................................................................................................... 25
Klinefelter syndroom ................................................................................................................................... 27
Neurofibromatose 1 (Ziekte van Von Recklinghausen) ............................................................................... 27
Prader-willi syndroom.................................................................................................................................. 27
Rett syndroom ............................................................................................................................................. 28
Tubereuze sclerosecomplex ........................................................................................................................ 29
Velocardiofaciaal syndroom – Di George syndroom ................................................................................... 29
Specifieke nomenclatuur ............................................................................................................................. 30
Doorverwijzing naar 2e en 3e lijnszorg ......................................................................................................... 30
, 1. Mondproblematiek bij personen met een beperking
1.1 Mondgezondheidstoestand van personen met een beperking
Definitie
“Disability”: an umbrella term for impairments, activity limitations and participation restrictions, denoting
the negative aspects of the interaction between an individual (with a health condition) and that
individual’s contextual (environmental and personal) factors. Disability is neither simply a biological nor a
social phenomenon.
Definitie van ‘beperking’ in de mondgezondheid: Personen die zelf niet kunnen instaan voor hun
(mond)gezondheid omwille van hun mentale, fysieke of medische toestand en dat zonder
leeftijdsbeperkingen”.
Terminologie
Terminologie zoals: gehandicapten, zwakzinnigen, mentaal gestoorden, krankzinnigen, mentale retardatie
niet te gebruiken
Wel: persoon met een handicap
- Controverse: cap in hand (-) vs. hand in cap (+)
- Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH)
Personen met een beperking – de cijfers
- Wereldwijd: 15% van de populatie = 1000 miljoen personen
- België̈: in 2012, 15,8% van de populatie tussen 15 en 64 jaar
- Vlaanderen: eind 2017: 341 668 personen met een erkenning van handicap
Gezondheidsproblemen?
- Ervaren barrières tot de gezondheidszorg
- Slechtere gezondheidsuitkomsten
o Bepaalde gezondheidscondities vormen risicofactor voor andere gezondheidsproblemen
o Vb. hogere incidentie obesitas bij personen met Downsyndroom
- Stigmatisering, discriminatie, ongelijkheid, armoede
o Armoede negatieve invloed op ontwikkeling beperking (vb. ondervoeding, slechte
leefomstandigheden, ...)
o Beperking heeft negatieve invloed op levensstandaard, werk en inkomen
Mondhygiëne
- Slechter dan de algemene bevolking
- Hogere plaque index
o Zowel bij kinderen als volwassenen met een beperking
- Verdeling van plaque is meer veralgemeend over alle gebitselementen
o In de algemene bevolking eerder dorsaal en linguaal
o (De natuurlijke reiniging van mensen met een beperking is minder)
Cariës
- DMFT heel divers
o Hogere DMFT dan algemene bevolking (vb. kinderen met ADHD)
o Lagere DMFT dan algemene bevolking
o Geen verschil
- Veel onbehandeld tandbederf: 16-69% personen met een beperking
- Minder restauratief herstel
- Meer ontbrekende tanden
o Meer tandextracties
o Meer edentate personen
o Minder vaak prothetisch herstel
o 18-61% edentate personen met verstandelijke beperking geen gebitsprothese
2
, Parodontale aandoeningen
- In verschillende groepen slechtere gingivitis indices
- Proportie personen met tekenen van gingivitis: 39-70%
- Vaker parodontitis
- En ernstigere vormen van parodontitis
Tandtraumata en tandslijtage
- Tandtraumata
o Hogere prevalentie
§ Voornamelijk bij personen met epilepsie en/of ADHD
o Vaker onopgemerkt en/of onbehandeld
- Tandslijtage vaker voorkomend (cfr. onderdeel verstandelijke beperking)
Orthodontische kenmerken
- Vaker voorkomende afwijkingen
o Maloclussie
o Open beet
o Onvoldoende lipsluiting
o Hypodontie
- Kenmerkend bij bepaalde syndromen
Gevolgen
- Uitgebreidheid, ernst en behandelachterstand vaak groter
o Vaak kunnen ze ook niet goed aangeven als ze tandpijn ervaren
- Kan op verschillende manieren tot uiting komen
o Gedragsstoornissen (vb. weigeren van eten, agressiviteit, ...)
o Slecht ruikende adem
o Problemen esthetiek
- > 70% ondervindt impact mondgezondheid op levenskwaliteit
o Vb. negatief zelfbeeld, pijn, discomfort, moeilijkheden bij eten, ...
- 30% zegt tandheelkundig probleem te hebben (Belgische cijfers)
3