[sb] Verzorgingsstaat: stelsel waarin de overheid zich garant stelt voor
noodzakelijk geachte materiële en immateriële voorzieningen voor alle
burger.
Kinderwetje Van Houten 1874 (arbeidswetgeving) & de Ongevallenwet
1901 (socialezekerheidswetgeving) startpunt Nederlandse
verzorgingsstaat.
Sociale zekerheid: bouwwerk van uitkeringen. In Nederland opgebouwd
uit sociale verzekeringen en sociale voorzieningen.
Risque professional: mensen waren alleen verzekerd tegen risico’s die
ze op het werk liepen. (1901 Ongevallenwet)
Equivalentiebeginsel: uitgangspunt waarbij er sprake is van
evenredigheid russen de hoogte van de betaalde premie en de hoogte van
de ontvangen uitkering. (Fase 1 en 2)
Risque social: mensen zijn nu verzekerd ongeacht de oorzaak van ziekte
of arbeidsongeschiktheid.
Solidariteitsbeginsel: uitgangspunt waarbij er geen relaties is tussen de
hoogte van de betaalde premie en de hoogte van de ontvangen uitkering.
[sb] Functies van de verzorgingsstaat:
Verzorgen: dit gaat om mensen die niet meer voor zichzelf kunnen
zorgen.
Verzekeren: dankzij deze functie bezitten mensen over een
minimuminkomen.
Verheffen: doelt erop om mensen vaardigheden eigen te maken die hen
in staat stellen hun weg in de samenleving te vinden.
Verbinden: daarbij gaat het om het creëren van de onderlinge
verbondenheid (sociale cohesie) tussen mensen en groepen.
[sb] initiatief zijn verbeeld. (3 mechanismen om het sociale leven te
coördineren)
Markt Overheid
Particulier initiatief
Coördinatiemechanismen: manier om in de samenleving goederen en
diensten te produceren en verdelen.