DETERMINANTEN VAN GEZONDHEIDSTOESTAND;
- Persoonsgebonden factoren;
- aangeboren factoren (genetisch), niet erfelijke eigenschappen,
- verworven factoren (lichamelijk lengte gewicht cholesterol, psychische factoren)
- Gedrag; nemen mensen veel risico’s wat hun gezondheid kan verslechteren, hoe snel gaat
iemand naar de dokter (veelal gewoonte gedrag, kan verbeterd worden door nudging)
- Omgeving; de omgeving kan iemand sturen om de juiste keuze te maken
- Fysieke omgeving; aanwezigheid chemische straling of afval, slecht water, slecht milieu,
sportschool of snackbar om de hoek (toegang tot bepaalde voorzieningen ongezond of
gezond). Zowel indirect (geluidsoverlast, slechte slaap, slechtte prestaties op werk enzo) als
direct, schadelijke dampen die slecht zijn voor de gezondheid
- Sociale omgeving; groep mensen waar iemand zich mee kan identi ceren. Kan bron van
stress zijn (sociale druk). Kan ook positief e ect omdat het een bron is van sociale steun.
Normen en waarden is sociale netwerk zijn van belang.
- Nadruk lag vroeger op het ongezonde gedrag van mensen zelf en niet op de invloeden
vanuit hun omgeving
- Externe ontwikkelingen; economische ontwikkelingen
- Beleid en preventie; informatie voorzieningen om gezondheid te bevorderen
Determinanten van gezondheidsgedrag;
- Individuele determinanten; persoonlijke factoren—> factoren die in de persoon zelf zitten;
gewoontes kennis vaardigheden, motivaties, cognities zoals attitudes en ziekte percepties,
emoties (komen terug in deel 4)
- Interpersoonlijke determinanten; (omgevingsfactoren)—> gezondheidsgedrag van personen in
het sociale netwerk zijn van invloed op het eigen gezondheidsgedrag. Sociale integratie en
sociale steun (college ervaren van en omgaan met ziekte) mensen met meer sociale steun
kunnen beter aanpassen aan hun ziekte. Culturele normen (bijvoorbeeld schoonheidsidealen)
gebruinde huid zorgt voor meer risico komt omdat mensen dat mooi vinden
- Maatschappelijke determinanten; omgeving en beleid—> beschikbaarheid tot
gezondheidsopties en het gezondheidsbeleid door wetten en regelgeving (rookvrije
werkplekken, gordelplicht geen alcohol consumptie onder de 18. Grootschalige programma’s en
campagnes die gezond gedrag bevorderen (bijvoorbeeld anti rook campagne)
ff fi
, COMMON SENSE MODEL OF SELF REGULATION
BEHAVIORAL MODEL OF HEALTH SERVICES USE
▪ Contextual characteristics; globale maatschappelijke factoren. Belang v/d gemeenschap,
structuur en proces van zorgverlening. —> omstandigheid en omgeving van toegang tot zorg.
▪ Individual characteristics; persoonlijke factoren
▪ Predisposing; condities die mensen predisponeren om wel of niet zorg te gebruiken maar er
niet direct verantwoordelijk voor zijn (indirect)
▪ Enabling; condities die het gebruik van zorg bevorderen of belemmeren (vooral
toegankelijkheid vanwege bijvoorbeeld nanciële of organisatorische redenen). (Direct)
▪ Need; inschatting van leken of professionals in hoeverre (medische) zorg vereist is
Bij welke verschillende aspecten van zorggebruik wordt een verschil hierin als een probleem
gezien?
- Need factors —> hierbij wordt een verschil niet als probleem gezien, sommige mensen hebben
simpelweg minder zorg nodig dan anderen.
- Enabling factors —> hierbij wordt een verschil wel als probleem gezien, zorg moet voor
iedereen toegankelijk zijn, ondanks prijs of afstand verschil wordt niet geaccepteerd
- Predisposing factors —> hierbij spelen vaak verschillende factoren een rol, voor sommige
factoren is een verschil meer of minder acceptabel dan bij anderen. Bijvoorbeeld; een
leeftijdsverschil wordt wel geaccepteerd, maar een stigma of het niet durven gebruiken van
zorg niet.
—> verschillen in predisposing leiden tot verschillen in need.
fi
- Persoonsgebonden factoren;
- aangeboren factoren (genetisch), niet erfelijke eigenschappen,
- verworven factoren (lichamelijk lengte gewicht cholesterol, psychische factoren)
- Gedrag; nemen mensen veel risico’s wat hun gezondheid kan verslechteren, hoe snel gaat
iemand naar de dokter (veelal gewoonte gedrag, kan verbeterd worden door nudging)
- Omgeving; de omgeving kan iemand sturen om de juiste keuze te maken
- Fysieke omgeving; aanwezigheid chemische straling of afval, slecht water, slecht milieu,
sportschool of snackbar om de hoek (toegang tot bepaalde voorzieningen ongezond of
gezond). Zowel indirect (geluidsoverlast, slechte slaap, slechtte prestaties op werk enzo) als
direct, schadelijke dampen die slecht zijn voor de gezondheid
- Sociale omgeving; groep mensen waar iemand zich mee kan identi ceren. Kan bron van
stress zijn (sociale druk). Kan ook positief e ect omdat het een bron is van sociale steun.
Normen en waarden is sociale netwerk zijn van belang.
- Nadruk lag vroeger op het ongezonde gedrag van mensen zelf en niet op de invloeden
vanuit hun omgeving
- Externe ontwikkelingen; economische ontwikkelingen
- Beleid en preventie; informatie voorzieningen om gezondheid te bevorderen
Determinanten van gezondheidsgedrag;
- Individuele determinanten; persoonlijke factoren—> factoren die in de persoon zelf zitten;
gewoontes kennis vaardigheden, motivaties, cognities zoals attitudes en ziekte percepties,
emoties (komen terug in deel 4)
- Interpersoonlijke determinanten; (omgevingsfactoren)—> gezondheidsgedrag van personen in
het sociale netwerk zijn van invloed op het eigen gezondheidsgedrag. Sociale integratie en
sociale steun (college ervaren van en omgaan met ziekte) mensen met meer sociale steun
kunnen beter aanpassen aan hun ziekte. Culturele normen (bijvoorbeeld schoonheidsidealen)
gebruinde huid zorgt voor meer risico komt omdat mensen dat mooi vinden
- Maatschappelijke determinanten; omgeving en beleid—> beschikbaarheid tot
gezondheidsopties en het gezondheidsbeleid door wetten en regelgeving (rookvrije
werkplekken, gordelplicht geen alcohol consumptie onder de 18. Grootschalige programma’s en
campagnes die gezond gedrag bevorderen (bijvoorbeeld anti rook campagne)
ff fi
, COMMON SENSE MODEL OF SELF REGULATION
BEHAVIORAL MODEL OF HEALTH SERVICES USE
▪ Contextual characteristics; globale maatschappelijke factoren. Belang v/d gemeenschap,
structuur en proces van zorgverlening. —> omstandigheid en omgeving van toegang tot zorg.
▪ Individual characteristics; persoonlijke factoren
▪ Predisposing; condities die mensen predisponeren om wel of niet zorg te gebruiken maar er
niet direct verantwoordelijk voor zijn (indirect)
▪ Enabling; condities die het gebruik van zorg bevorderen of belemmeren (vooral
toegankelijkheid vanwege bijvoorbeeld nanciële of organisatorische redenen). (Direct)
▪ Need; inschatting van leken of professionals in hoeverre (medische) zorg vereist is
Bij welke verschillende aspecten van zorggebruik wordt een verschil hierin als een probleem
gezien?
- Need factors —> hierbij wordt een verschil niet als probleem gezien, sommige mensen hebben
simpelweg minder zorg nodig dan anderen.
- Enabling factors —> hierbij wordt een verschil wel als probleem gezien, zorg moet voor
iedereen toegankelijk zijn, ondanks prijs of afstand verschil wordt niet geaccepteerd
- Predisposing factors —> hierbij spelen vaak verschillende factoren een rol, voor sommige
factoren is een verschil meer of minder acceptabel dan bij anderen. Bijvoorbeeld; een
leeftijdsverschil wordt wel geaccepteerd, maar een stigma of het niet durven gebruiken van
zorg niet.
—> verschillen in predisposing leiden tot verschillen in need.
fi