Hoofdstuk 1 – leren
Behoeften : Alles wat je nodig hebt of graag wilt hebben;
Primaire behoefte : Noodzakelijke levensbehoeften zoals
voeding, kleding en woonruimte
Secundaire behoefte: Alle overige behoeften die je leven beter of
prettiger maken
Commerciële beïnvloeding: De invloed van winkeliers en fabrikanten op wat je koopt
Consumeren: Goederen of diensten kopen om in je behoeften te voorzien
Marketing: Alles wat bedrijven doen om hun product te verkopen
Reclame: Met reclame wordt je aandacht gevraagd voor een product op
boodschap
Commerciële reclame: om meer producten te verkopen en daar
geld aan te verdienen
Ideële reclame: Om mensen te laten nadenken over
maatschappelijke thema’s
Sociale beïnvloeding: De invloed van familie en vrienden op wat je koopt
Zelfvoorziening: Je voorziet in je behoeften door goederen voor eigen gebruik zelf te
maken
Verschillende soorten inkomens:
➢ Primaire inkomens: 1. Inkomen uit arbeid (bruto loon, vakantie geld, loon in
natura, winst uit je eigen bedrijf)
2. Inkomen uit bezit (rente over spaargeld, dividend van
aandelen, huuropbrengst, pacht als je grond verhuurt winst
als je geld in een bedrijf geïnvesteerd hebt)
➢ Secundaire inkomens: Inkomens uit overdrachten – Hiervoor lever je geen directe
tegenprestatie wordt betaald uit bv belastingen of sociale
premies die over bruto loon worden geheven
(bv WW uitkering, bijstandsuitkering, kinderbijslag,
zorgtoeslag, maar ook kleedgeld en zakgeld)
Bestedingen: Uitgaven aan goederen en diensten
Marketinginstrumenten: De 6 P’s
1. Prijs
2. Product
3. Plaats
4. Promotie
5. Personeel
6. Presentatie
, Doelgroep: Groep consumenten die dezelfde kenmerken hebben en
voor wie een product of boodschap bedoeld is.
(BV jongeren: makkelijk over te halen, beslissen thuis
mee over gezinsaankopen, loyale klanten)
Duurzaam consumeren: Rekening houden met gevolgen van jouw aankopen voor
andere mensen en het milieu (bv kinderarbeid kleding of
kip die geen fijn leven heeft gehad.
Maatschappelijke kosten: Alle nadelen die de samenleving ondervindt van het
gedrag van personen of bedrijven
Verschillen bruto, netto en besteedbaar inkomen
➢ Bruto inkomen: Is wat je verdient bij je werkgever. Hierover betaal je
loonbelasting en premies voor de sociale verzekeringen
➢ Netto inkomen: Wat je na betaling loonbelasting en premies overhoudt en op
je rekening krijgt gestort
➢ Besteedbaar inkomen: Deel van je inkomen wat je overhoudt na betalen vaste
lasten (huur hypotheek zorgverzekering gemeentelijke
heffingen) en vrij uit kunt geven
Verschil in inkomen
- Er wordt rekening gehouden bij hoogte inkomen met opleiding, ervaring, maar ook hoeveel
verantwoordelijkheid, zwaar werk, onaangenaam werk, risicovol werk
- Ook speelt vraag en aanbod een rol. Als er weinig gegadigde zijn voor een functie verhoogd
dat het inkomen (denk aan top voetballer)
- Modaal inkomen komt het meest voor (€ 2250 netto)
- Minimuminkomen zit vlak bij het sociaal minimum (wat je maandelijks minimaal nodig hebt
om van te kunnen leven)
Nationaal inkomen: Wat alle inwoners van een land samen aan inkomen uit
arbeid en bezit hebben, zoals loon, winst, rente, huur pacht
Lorenzcurve Grafiek die laat zien hoe de inkomens over de bevolking
verdeeld zijn (hoe dichter de kromme lijn bij de diagonale lijn
is hoe kleiner de inkomensverschillen zijn)
Middelen: Nodig om behoeften te vervullen. De belangrijkste middelen
zijn geld en tijd (daarvan hebben we een beperkte
hoeveelheid)
Prioriteiten stellen: Als je meer behoeften hebt dan middelen, kiezen welke
behoeften voor jou het belangrijkst zijn (welke je voorrang
wilt geven)
Door zelfvoorziening in behoefte voorzien: Dan moet je vooral veel tijd hebben (bijv moestuin of
zelf kleding maken)
Schaarse goederen: Iets is schaars als het er niet vanzelf is, maar als er
Behoeften : Alles wat je nodig hebt of graag wilt hebben;
Primaire behoefte : Noodzakelijke levensbehoeften zoals
voeding, kleding en woonruimte
Secundaire behoefte: Alle overige behoeften die je leven beter of
prettiger maken
Commerciële beïnvloeding: De invloed van winkeliers en fabrikanten op wat je koopt
Consumeren: Goederen of diensten kopen om in je behoeften te voorzien
Marketing: Alles wat bedrijven doen om hun product te verkopen
Reclame: Met reclame wordt je aandacht gevraagd voor een product op
boodschap
Commerciële reclame: om meer producten te verkopen en daar
geld aan te verdienen
Ideële reclame: Om mensen te laten nadenken over
maatschappelijke thema’s
Sociale beïnvloeding: De invloed van familie en vrienden op wat je koopt
Zelfvoorziening: Je voorziet in je behoeften door goederen voor eigen gebruik zelf te
maken
Verschillende soorten inkomens:
➢ Primaire inkomens: 1. Inkomen uit arbeid (bruto loon, vakantie geld, loon in
natura, winst uit je eigen bedrijf)
2. Inkomen uit bezit (rente over spaargeld, dividend van
aandelen, huuropbrengst, pacht als je grond verhuurt winst
als je geld in een bedrijf geïnvesteerd hebt)
➢ Secundaire inkomens: Inkomens uit overdrachten – Hiervoor lever je geen directe
tegenprestatie wordt betaald uit bv belastingen of sociale
premies die over bruto loon worden geheven
(bv WW uitkering, bijstandsuitkering, kinderbijslag,
zorgtoeslag, maar ook kleedgeld en zakgeld)
Bestedingen: Uitgaven aan goederen en diensten
Marketinginstrumenten: De 6 P’s
1. Prijs
2. Product
3. Plaats
4. Promotie
5. Personeel
6. Presentatie
, Doelgroep: Groep consumenten die dezelfde kenmerken hebben en
voor wie een product of boodschap bedoeld is.
(BV jongeren: makkelijk over te halen, beslissen thuis
mee over gezinsaankopen, loyale klanten)
Duurzaam consumeren: Rekening houden met gevolgen van jouw aankopen voor
andere mensen en het milieu (bv kinderarbeid kleding of
kip die geen fijn leven heeft gehad.
Maatschappelijke kosten: Alle nadelen die de samenleving ondervindt van het
gedrag van personen of bedrijven
Verschillen bruto, netto en besteedbaar inkomen
➢ Bruto inkomen: Is wat je verdient bij je werkgever. Hierover betaal je
loonbelasting en premies voor de sociale verzekeringen
➢ Netto inkomen: Wat je na betaling loonbelasting en premies overhoudt en op
je rekening krijgt gestort
➢ Besteedbaar inkomen: Deel van je inkomen wat je overhoudt na betalen vaste
lasten (huur hypotheek zorgverzekering gemeentelijke
heffingen) en vrij uit kunt geven
Verschil in inkomen
- Er wordt rekening gehouden bij hoogte inkomen met opleiding, ervaring, maar ook hoeveel
verantwoordelijkheid, zwaar werk, onaangenaam werk, risicovol werk
- Ook speelt vraag en aanbod een rol. Als er weinig gegadigde zijn voor een functie verhoogd
dat het inkomen (denk aan top voetballer)
- Modaal inkomen komt het meest voor (€ 2250 netto)
- Minimuminkomen zit vlak bij het sociaal minimum (wat je maandelijks minimaal nodig hebt
om van te kunnen leven)
Nationaal inkomen: Wat alle inwoners van een land samen aan inkomen uit
arbeid en bezit hebben, zoals loon, winst, rente, huur pacht
Lorenzcurve Grafiek die laat zien hoe de inkomens over de bevolking
verdeeld zijn (hoe dichter de kromme lijn bij de diagonale lijn
is hoe kleiner de inkomensverschillen zijn)
Middelen: Nodig om behoeften te vervullen. De belangrijkste middelen
zijn geld en tijd (daarvan hebben we een beperkte
hoeveelheid)
Prioriteiten stellen: Als je meer behoeften hebt dan middelen, kiezen welke
behoeften voor jou het belangrijkst zijn (welke je voorrang
wilt geven)
Door zelfvoorziening in behoefte voorzien: Dan moet je vooral veel tijd hebben (bijv moestuin of
zelf kleding maken)
Schaarse goederen: Iets is schaars als het er niet vanzelf is, maar als er
