MV samenvatting
2.1cMV1
Shock is een acute levensbedreigende verstoring van de bloedsomloop. Er is hierbij een tekort aan
circulerend volume. Er ontstaat hypoxie (zuurstoftekort) op weefselniveau. Er is een risico dat
weefsels afsterven.
Herverdeling circulerend volume. Vitale organen zoals de hersenen, het hart of de longen krijgen
voorrang. De huid en slijmvliezen kunnen langer overleven zonder bloed.
Symptomen:
- Het hart gaat sneller pompen om te compenseren (trachycardie)
- Snellere ademhaling
- De huid wordt bleek en koud.
- Lichaam gaat vocht vasthouden
Fasen:
- Gecompenseerde shock: Het lukt mensen nog om de bloeddruk normaal te houden. Bleke
koude huid. (geldt niet voor distributieve shock)
- Ongecompenseerde shock: Bloeddruk gaat omlaag. (hypotensie) Ademfrequentie gaat
omhoog.
- Irreversible shock: Onherstelbare schade, als er niks aan wordt gedaan.
- Overlijden
Diagnostiek is vooral anamnese en lichamelijk onderzoek. (vitale functies, bloedonderzoek) Eigenlijk
geen beeldvormende onderzoeken.
Therapie is afhankelijk van de oorzaak. Soms is reanimeren belangrijk.
Complicaties: Zuurstoftekort kan leiden tot MOF (multiorgaan falen) of een myocard infarct, of tot
ischemie van het brein.
Vormen van shock:
- Hypovolemisch: Teveel bloed of vocht verloren.
- Cardiogeen: Wel voldoende bloed, maar het hart kan het niet de aorta in pompen.
- Obstructief: Er is een obstructie in de bloedcirculatie bijvoorbeeld een longembolie waardoor
het bloed niet verder kan en er zuurstof tekort komt. (longembolie, spanningspneumothorax,
harttamponade)
- Distributief, septisch: Verkeerde verdeling van het bloed. Dat komt door vaatverwijding.
Bacterie in het bloed maakt giftige stoffen aan waardoor de vaten verwijden.
- Distributief, anafylactisch: Verkeerde verdeling van het bloed. Vaatverwijding door
bijvoorbeeld een allergische reactie op contrastvloeistof.
Etiologie
- Decompensatie cordis
- MI
, - Klepproblemen
- Ritmestoornissen
- Ventrikelfibrilleren
2.1cMV2 Acuut coronair syndroom (hartziekten)
Acuut coronair syndroom (ACS): verzamelnaam voor instabiele angina pectoris en een hartinfarct.
Deze twee aandoeningen hebben dezelfde oorzaak, namelijk het dichtslibben van de bloedvaten
rondom het hart. Bij angina pectoris heb je pijn op de borst of hartkramp bij inspanning en emotie.
Klachten verdwijnen in rust of na spray onder de tong voor vaatverwijding. Bij instabiele angina
pectoris heb je risico op een hartinfarct. Hierbij reageren de vaten niet op de vaatverwijding.
ST elevatie bij een myocard infarct: ST-elevatie ontstaat
wanneer de actiepotentiaal in het ischemische gebied
verandert, zodat er een zogenaamde 'injury current' ontstaat:
een elektrische stroom tijdens de repolarisatiefase van het
gezondere gebied naar het ischemische gebied. Deze stroom
uit zich op het oppervlakte-ecg als ST-elevatie.
Er zijn ook myocardinfarcten die deze ST elevatie niet geven.
Je maakt dan onderscheid tussen een STEMI en een non-
STEMI.
Mogelijke therapie myocard infarct:
- Spoed coronair angiografie op hartcatheterisatiekamer.
- Reperfusie therapie: wordt gebruikt om de doorbloeding van het hartweefsel te her- stellen.
De behandeling gebeurt door middel van systemi- sche fibrinolyse of tijdens percutane
coronaire interventie.
Coronaire hartziekten worden ook wel ischemische hartziekten genoemd. (ischemie=verminderde
doorbloeding)
- (stabiele) angina pectoris (AP)
- Acuut coronair syndroom: Acuut myocard infarct (MI) of instabiele angina pectoris. Plotseling
verminderde bloedtoevoer naar deel van hart. Type is afhankelijk van locatie, tijdsduur en
schade aan hartspier.
Artherosclerosische plaque: Als je atherosclerose hebt, zijn je bloedvaten vernauwd. Dat komt
doordat vetdeeltjes zich aan in wand van de bloedvaten hebben afgezet. Dit heet een plaque. In een
later stadium kan calcium zich ophopen in deze plaque.
Risicofactoren coronaire hartziekten (etiologie): Roken, weinig bewegen, alcohol, vet eten, diabetes,
erfelijkheid. Combineren van risicofactoren verhoogt de kans ook.
Symptomen angina pectoris:
, - Retrosternale klachten: pijn op de borst
- Provocatie door inspanning/emotie
- Symptomen verdwijnen in rust of na (sublinuale) nitraten
- Vormen: stabiel vs instabiel. Bij instabiel gaan klachten weg na rust of nitraten. Bij instabiel
blijven de klachten onveranderd.
Bij diagnostiek is het van belang dat je AP klachten en ACS klachten uit elkaar houd. Dan ga je kijken
naar het risico op een myocardinfarct en daarop moet je snel handelen en therapie geven.
Aanvullend onderzoek dat gedaan kan worden:
- Bloedonderzoek: Troponine, vreatininekinase (CK-MB) of myoglobine. Dit zijn
stoffen/enzymen die in de hartspier zitten. Is die hartspier kapot, zie je een verhoging van
deze waarden.
- (inspannings) ECG (hartfilmpje): STEMI of non-STEMI
Medische beeldvorming:
- Echocardiografie
- Coronair angiografie: via een katheter via de lies door de aorta. Coronair vaten vullen met
contrast zodat je vernauwingen ziet. Ook kan er via deze methode gedotterd worden.
- CT-coronair angiografie (CTCA) met calciumscore. Hiermee kijk je hoeveel kalk er in de
coronair vaten zit. Zonder kalk doe je ook geen CT-coronair angiografie.
- Myocard (perfusie) scintigrafie (MPS): Je kan de doorbloeding van het hart bekijken. Kijken of
er ergens ischemie is. Linker ventrikel gaat het meeste bloed door dus daar kijk je vooral
naar.
- MR-coronairangiografie (MRCA)
- MR-cardio
Medicatie:
- Nitraten (aanvalsbehandeling AP)
- Antistolling
- Bloeddrukverlaging om hart meer rust te geven
- Correctie hyperglycemie
Reperfusie therapie:
- Trombolyse (bij ACS <12 uur) Hierbij wil je schade aan de hartspier voorkomen.
- Percutane coronaire interventie (PCI) / percutane transluminale coronaire angioplastiek
(PTCA). -> Dotteren. Via lies.
- Coronaire bypass chirurgie (CABG) -> omleiding. Vaten kunnen uit been worden gehaald en
ze worden om de vernauwing heen gelegd. Open hart operatie
Bij een acuut coronair syndroom (ACS) worden patiënten opgenomen op de Cardiac Care Unit (CCU).
Daar is pijnbestrijding, bedrust, intensieve bewaking en voorkomen van complicaties belangrijk.
2.1cMV1
Shock is een acute levensbedreigende verstoring van de bloedsomloop. Er is hierbij een tekort aan
circulerend volume. Er ontstaat hypoxie (zuurstoftekort) op weefselniveau. Er is een risico dat
weefsels afsterven.
Herverdeling circulerend volume. Vitale organen zoals de hersenen, het hart of de longen krijgen
voorrang. De huid en slijmvliezen kunnen langer overleven zonder bloed.
Symptomen:
- Het hart gaat sneller pompen om te compenseren (trachycardie)
- Snellere ademhaling
- De huid wordt bleek en koud.
- Lichaam gaat vocht vasthouden
Fasen:
- Gecompenseerde shock: Het lukt mensen nog om de bloeddruk normaal te houden. Bleke
koude huid. (geldt niet voor distributieve shock)
- Ongecompenseerde shock: Bloeddruk gaat omlaag. (hypotensie) Ademfrequentie gaat
omhoog.
- Irreversible shock: Onherstelbare schade, als er niks aan wordt gedaan.
- Overlijden
Diagnostiek is vooral anamnese en lichamelijk onderzoek. (vitale functies, bloedonderzoek) Eigenlijk
geen beeldvormende onderzoeken.
Therapie is afhankelijk van de oorzaak. Soms is reanimeren belangrijk.
Complicaties: Zuurstoftekort kan leiden tot MOF (multiorgaan falen) of een myocard infarct, of tot
ischemie van het brein.
Vormen van shock:
- Hypovolemisch: Teveel bloed of vocht verloren.
- Cardiogeen: Wel voldoende bloed, maar het hart kan het niet de aorta in pompen.
- Obstructief: Er is een obstructie in de bloedcirculatie bijvoorbeeld een longembolie waardoor
het bloed niet verder kan en er zuurstof tekort komt. (longembolie, spanningspneumothorax,
harttamponade)
- Distributief, septisch: Verkeerde verdeling van het bloed. Dat komt door vaatverwijding.
Bacterie in het bloed maakt giftige stoffen aan waardoor de vaten verwijden.
- Distributief, anafylactisch: Verkeerde verdeling van het bloed. Vaatverwijding door
bijvoorbeeld een allergische reactie op contrastvloeistof.
Etiologie
- Decompensatie cordis
- MI
, - Klepproblemen
- Ritmestoornissen
- Ventrikelfibrilleren
2.1cMV2 Acuut coronair syndroom (hartziekten)
Acuut coronair syndroom (ACS): verzamelnaam voor instabiele angina pectoris en een hartinfarct.
Deze twee aandoeningen hebben dezelfde oorzaak, namelijk het dichtslibben van de bloedvaten
rondom het hart. Bij angina pectoris heb je pijn op de borst of hartkramp bij inspanning en emotie.
Klachten verdwijnen in rust of na spray onder de tong voor vaatverwijding. Bij instabiele angina
pectoris heb je risico op een hartinfarct. Hierbij reageren de vaten niet op de vaatverwijding.
ST elevatie bij een myocard infarct: ST-elevatie ontstaat
wanneer de actiepotentiaal in het ischemische gebied
verandert, zodat er een zogenaamde 'injury current' ontstaat:
een elektrische stroom tijdens de repolarisatiefase van het
gezondere gebied naar het ischemische gebied. Deze stroom
uit zich op het oppervlakte-ecg als ST-elevatie.
Er zijn ook myocardinfarcten die deze ST elevatie niet geven.
Je maakt dan onderscheid tussen een STEMI en een non-
STEMI.
Mogelijke therapie myocard infarct:
- Spoed coronair angiografie op hartcatheterisatiekamer.
- Reperfusie therapie: wordt gebruikt om de doorbloeding van het hartweefsel te her- stellen.
De behandeling gebeurt door middel van systemi- sche fibrinolyse of tijdens percutane
coronaire interventie.
Coronaire hartziekten worden ook wel ischemische hartziekten genoemd. (ischemie=verminderde
doorbloeding)
- (stabiele) angina pectoris (AP)
- Acuut coronair syndroom: Acuut myocard infarct (MI) of instabiele angina pectoris. Plotseling
verminderde bloedtoevoer naar deel van hart. Type is afhankelijk van locatie, tijdsduur en
schade aan hartspier.
Artherosclerosische plaque: Als je atherosclerose hebt, zijn je bloedvaten vernauwd. Dat komt
doordat vetdeeltjes zich aan in wand van de bloedvaten hebben afgezet. Dit heet een plaque. In een
later stadium kan calcium zich ophopen in deze plaque.
Risicofactoren coronaire hartziekten (etiologie): Roken, weinig bewegen, alcohol, vet eten, diabetes,
erfelijkheid. Combineren van risicofactoren verhoogt de kans ook.
Symptomen angina pectoris:
, - Retrosternale klachten: pijn op de borst
- Provocatie door inspanning/emotie
- Symptomen verdwijnen in rust of na (sublinuale) nitraten
- Vormen: stabiel vs instabiel. Bij instabiel gaan klachten weg na rust of nitraten. Bij instabiel
blijven de klachten onveranderd.
Bij diagnostiek is het van belang dat je AP klachten en ACS klachten uit elkaar houd. Dan ga je kijken
naar het risico op een myocardinfarct en daarop moet je snel handelen en therapie geven.
Aanvullend onderzoek dat gedaan kan worden:
- Bloedonderzoek: Troponine, vreatininekinase (CK-MB) of myoglobine. Dit zijn
stoffen/enzymen die in de hartspier zitten. Is die hartspier kapot, zie je een verhoging van
deze waarden.
- (inspannings) ECG (hartfilmpje): STEMI of non-STEMI
Medische beeldvorming:
- Echocardiografie
- Coronair angiografie: via een katheter via de lies door de aorta. Coronair vaten vullen met
contrast zodat je vernauwingen ziet. Ook kan er via deze methode gedotterd worden.
- CT-coronair angiografie (CTCA) met calciumscore. Hiermee kijk je hoeveel kalk er in de
coronair vaten zit. Zonder kalk doe je ook geen CT-coronair angiografie.
- Myocard (perfusie) scintigrafie (MPS): Je kan de doorbloeding van het hart bekijken. Kijken of
er ergens ischemie is. Linker ventrikel gaat het meeste bloed door dus daar kijk je vooral
naar.
- MR-coronairangiografie (MRCA)
- MR-cardio
Medicatie:
- Nitraten (aanvalsbehandeling AP)
- Antistolling
- Bloeddrukverlaging om hart meer rust te geven
- Correctie hyperglycemie
Reperfusie therapie:
- Trombolyse (bij ACS <12 uur) Hierbij wil je schade aan de hartspier voorkomen.
- Percutane coronaire interventie (PCI) / percutane transluminale coronaire angioplastiek
(PTCA). -> Dotteren. Via lies.
- Coronaire bypass chirurgie (CABG) -> omleiding. Vaten kunnen uit been worden gehaald en
ze worden om de vernauwing heen gelegd. Open hart operatie
Bij een acuut coronair syndroom (ACS) worden patiënten opgenomen op de Cardiac Care Unit (CCU).
Daar is pijnbestrijding, bedrust, intensieve bewaking en voorkomen van complicaties belangrijk.
