-16 ribosomaal eiwit reeksen van elk organisme
-Fylogenetische levensboom (alle 3 de organismen hebben ribosomen):
*Bacteria
*Archaea
*Eukarya
~Geen virussen (niet op zichzelf staand leven)
-Protisten:
>Eencellige eukaryoten (anders dan gist (eencellige schimmels) en algen (eencellige algen)
(hier behoren zie niet toe))
>Zeer diverse groep
>Veel parasieten:
*Trichomonas vaginalis – SOA
*Trypanosoma brucei – slaapziekte
*Plasmodium – malaria
*Toxoplasma – toxoplasmose
>Diatomeeën (eencellig):
*Fototroof
*Fytoplankton
*In zee- en zoetwater
*Celwand van silica
*Skeletje van silica (leven in zout/zoet water en
vindt je terug in het zand)
*Eencellig
>Oomycetes (watervormen):
*Eencellig
*Phytophtora infestans
*Plantpathogenen
*Aardappelziekte (Ierse hongersnood 1845)
*Belangrijk voor de landbouw
>Amoebozoa (eencellige bewegelijk):
*Pseudopodia
*Amoeboïde beweging
*Eencellige die bewegelijk zijn (hebben uitsteeksels vormen van hun cytoplasma
hebben), door een rollende beweging
>Slijmvormen:
*Dictyostelium discoideum
*Aggregatie, migratie, vruchtlichaamvorming
*Eencelligen (protisten), maar deze eencellige communiceert en gaan die eencelligen
samenklonteren, en die groepjes cellen gaan naar elkaar toe en vormen een
vruchtlichaam. In dat proces gaan er ook cellen dood
-Fungi (gisten en schimmels):
>Gisten zijn eencellig, groeien door celdeling
>Schimmels zijn meercellig, groeien filamenteus (schimmeldraden)
>Eukaryotische micro-organismen met celwand (daarin verschillen ze van de mens)
Made by: Iris Gülcher
, -Gisten:
>Eencellig
>Celdeling (aseksuele cyclus, mitose)
>Sporen (seksuele cyclus, meiose (genetische samenstelling anders dan voorouder))
>Voorbeelden:
*Saccharomyces cerevisiae
*Candida albicans (ziekteverwekker alleen als het immuunsysteem onderdrukt is)
-Filamenteuze schimmels:
>Mycelium: netwerk van schimmelfilamenten=hyfen
*
>Mycelium: netwerk van hyfen
>Luchthyfen
>Productie van sporen (aseksueel= mitotisch)
>Groei bevindt zich aan de top (dat is het actieve gedeelte)
*
>Septatie: (Kleuren met een celwandkleuring (schotjes)) verdeeld schimmeldraden in
compartimenten
*Zorgt voor stevigheid
*Heeft een functie in het overleven van een celstructuur (als er schade is wordt het
afgedicht)
*
-Hyfen: (schimmel groeit vanuit de top doordat er membraanblaasjes worden aangemaakt en
fuseren met het membraan)
>Apicale groei = schimmelpuntgroei
>Spitzenkörper = organel als een groep
van membraanblaasjes die aan de top
van het membraan fuseren (11)
>Vorming van septa
>Continu cytosol (coenocytisch)
Made by: Iris Gülcher