VRAGEN
College 1
1. Wat zijn burgerweeshuizen?
2. Wat waren de voornaamste punten van kritiek op weeshuizen?
A Gebrek aan hechting & slecht eten
B Gebrek aan persoonlijke aandacht & slecht eten
C Gebrek aan persoonlijke aandacht & harde discipline
D Gebrek aan hechting & harde discipline
3. Hoe heeft de organisatie van de pleegzorg zich ontwikkeld?
4. Welke volgorde van de professionalisering van pleegzorg is juist?
A Pleegkinderenwet – Pleeggezinbegeleider – functiescheiding Bureau Jeugdzorg en
Voorzieningen voor Pleegzorg
B Pleeggezinbegeleider – Pleegkinderenwet - functiescheiding Bureau Jeugdzorg en Voorzieningen
voor Pleegzorg
C Functiescheiding Bureau Jeugdzorg en Voorzieningen voor Pleegzorg – pleegkinderenwet –
pleeggezinbegeleider
D Pleegkinderenwet - functiescheiding Bureau Jeugdzorg en Voorzieningen voor Pleegzorg –
pleeggezinbegeleider
5. Waar waren verbeterhuizen voornamelijk voor bedoeld?
A Scholing
B Heropvoeden
C Straffen
D Verbeteren van bepaalde vaardigheden
6. Wat is Code Pénal?
7. Wat houdt de transitie van de jeugdzorg in?
A Inhoudelijke veranderingen in het jeugdzorg beleid
B Het sociale netwerk van een gezin wordt ingezet om hulp te bieden
C Er kan bezuinigd worden op jeugdzorg
D Het veranderen van de structuur van jeugdzorg
8. Wat is het verschil tussen jeugdzorg en jeugdhulp?
9. Wat blijkt uit het onderzoek van Dijkstra et al. over het familiegroepsplan?
College 2
1. Welke antwoordmogelijkheid is geen ingrediënt van effectieve zorg, zoals besproken is in college
2?
A De methodiek beïnvloed de mate van effectiviteit van de zorg.
B De organisatie moet aan bepaalde randvoorwaarden doen om effectieve hulp te kunnen bieden.
C Professionals moeten altijd met protocollen werken.
D De kwaliteit van de hulpverlener draagt bij aan effectieve zorg.
2. Wat houdt de effectgrootte van een interventie in?
, College 3
1. Wat is implementatie?
2. Welke antwoordmogelijkheid is geen fase van het implementatieproces?
A Adoptie
B Disseminatie
C Innovatie
D Inductie
3. Wat zijn determinanten?
A Factoren die invloed hebben op hoe snel het implementatieproces verloopt
B Kenmerken van een effectieve jeugdinterventie
C De doelgroep van een interventie
D Een verzamelnaam van de verschillende implementatiestrategieën
4. Wat zijn de vier niveaus van het implementatiemodel?
5. Welke antwoordmogelijkheid is geen kenmerk van een effectieve implementatiestrategie zoals in
college 3 besproken is?
A Het sturen en ondersteunen van professionals
B Het verwachte voordeel dat professionals denken te hebben bij het implementeren van een
interventie
C Interactie tussen de ontwikkelaar, beleidsmakers, leidinggevenden en professionals
D Verspreidingsmethoden inzetten
College 4
1. Wat zijn de drie onderdelen van het jeugdbeschermingsstelsel?
A Identificeren, onderzoeken & evalueren
B Identificeren, onderzoeken & hulpverlening
C Onderzoeken, Raad voor de Kinderbescherming & hulpverlening
D Onderzoeken, hulpverlening & evalueren
2. Wat zijn de drie uitkomsten wanneer een melding van kindermishandeling wordt gedaan bij Veilig
Thuis?
3. Wat is de jeugdbeschermingstafel?
4. Koppel de jeugdbeschermingsorganisaties en hun functie aan elkaar
A Veilig Thuis I Jeugdbeschermingsmaatregelen uitvoeren
B Raad voor de Kinderbescherming II Advies geven of onderzoek doen n.a.v. een melding
C Gecertificeerde instelling III Jeugdbeschermingsmaatregelen uitspreken
D Kinderrechter IV Onderzoek doen naar de situatie
5. Wat zijn de vier oriëntaties waarmee jeugdbeschermingssystemen internationaal met elkaar te
vergelijken zijn en waar ligt de nadruk binnen deze systemen?
6. Wat houdt het toekomstscenario van het jeugdbeschermingsstelsel in?
7. Welke interventie, besproken in college 4, is gericht op het opvoeden van jongeren met ernstige
gedragsproblemen?
A Multisysteemtherapie
B Crisistherapie
C Family first
D Intensieve pedagogische thuishulp