Nederlands formuleren
Hoofdstuk 1 - Paragraaf 1
Tautologie: als hetzelfde woord 2x wordt gezegd met verschillende woorden
(synoniemen)
enkel en alleen, nooit of te nimmer, verheugd en blij
Pleonasme: een deel van de betekenis van een woord wordt nog eens uitgedrukt
door een ander woord
vieze stank, witte sneeuw, rood bloed
Contaminatie: als 2 woorden worden verward en gemengd
uitprinten, overnieuw, nachecken
Dubbele ontkenning: herhalen van een ontkennend woord in een zin waardoor er 2
ontkenningen in staat
niemand vraagt mij nooit niks
Onjuiste herhaling: als een vast voorzeetsel 2x wordt gebruikt
je klasgenoten gaan zich aan die rotopmerking van jou steeds meer aan ergeren
Opdracht 2 – p131
1. Kennelijk en klaarblijkelijk = tautologie
2. Verbieden en geen = dubbele ontkenning
3. Eis en moest = pleonasme
4. Op en op = onjuiste herhaling
5. Voorkomen en niet = dubbele ontkenning
6. Van en van = onjuiste herhaling
7. Stomme en sufferd = pleonasme
8. Plotseling en ineens = tautologie
Zakte en naar beneden = pleonasme
9. Je en bedenken (het is je realiseren of bedenken) = contaminatie
10. Rekenschap houden = contaminatie
Paragraaf 2
Dat = verwijst naar het-woorden
het raam dat openstaat (niet wat)
Wat = overtreffende trap, ragtelwoord, als je verwijst naar een hele zin
Hun = gebruik je als meewerkend voorwerp
ik heb het aan hun verteld
Hen = gebruik je als lijdend voorwerp of na een voorzetsel
ik heb hen gezien
ik heb het aan hen verteld
Hoofdstuk 1 - Paragraaf 1
Tautologie: als hetzelfde woord 2x wordt gezegd met verschillende woorden
(synoniemen)
enkel en alleen, nooit of te nimmer, verheugd en blij
Pleonasme: een deel van de betekenis van een woord wordt nog eens uitgedrukt
door een ander woord
vieze stank, witte sneeuw, rood bloed
Contaminatie: als 2 woorden worden verward en gemengd
uitprinten, overnieuw, nachecken
Dubbele ontkenning: herhalen van een ontkennend woord in een zin waardoor er 2
ontkenningen in staat
niemand vraagt mij nooit niks
Onjuiste herhaling: als een vast voorzeetsel 2x wordt gebruikt
je klasgenoten gaan zich aan die rotopmerking van jou steeds meer aan ergeren
Opdracht 2 – p131
1. Kennelijk en klaarblijkelijk = tautologie
2. Verbieden en geen = dubbele ontkenning
3. Eis en moest = pleonasme
4. Op en op = onjuiste herhaling
5. Voorkomen en niet = dubbele ontkenning
6. Van en van = onjuiste herhaling
7. Stomme en sufferd = pleonasme
8. Plotseling en ineens = tautologie
Zakte en naar beneden = pleonasme
9. Je en bedenken (het is je realiseren of bedenken) = contaminatie
10. Rekenschap houden = contaminatie
Paragraaf 2
Dat = verwijst naar het-woorden
het raam dat openstaat (niet wat)
Wat = overtreffende trap, ragtelwoord, als je verwijst naar een hele zin
Hun = gebruik je als meewerkend voorwerp
ik heb het aan hun verteld
Hen = gebruik je als lijdend voorwerp of na een voorzetsel
ik heb hen gezien
ik heb het aan hen verteld