Van contractie naar actie
H2.3: Het driedelige brein
Onderdelen van het brein:
1. De hersenstam
2. Het binnenbrein (alles wat doorschemert)
3. Het buitenbrein: de hersenschors
4. De kleine hersenen (cerebellum)
Het brein bestaat uit drie lagen:
1. Archiniveau: ruggenmerg en hersenstam, onder meer van belang voor arousal (bewustzijn,
wakkerheid) en andere vitale functies (o.a. ademhaling en hartfrequentie), reflexen en
spiertonus, en coördinatieve patronen.
2. Paleoniveau: basale kernen en limbisch systeem (binnenbrein), onder meer voor emoties,
automatismen en routines, houdingsmotoriek, patroongeneratoren, spontane motoriek,
alsmede complex instinctief gedrag
3. Neoniveau: de hersenschors, onder meer voor cognitie, taal, situatief bepaalde en bewust
gestuurde motoriek en sociaal aangepast gedrag
bijvoorbeeld bij iemand die staand vioolspeelt.
Archi: Je bent wakker en er is een zekere spiertonus, anders zou je als een pudding in elkaar
zakken.
Paleo: Er bestaat een specifieke vioolhouding; talrijke automatismen spelen mee.
Neo: De genoteerde speelmanieren worden bewust gerealiseerd; de strijkstok wordt zeer
bewust gehanteerd op geleide van de klank.
, De linkerzijde van het gelaat is verlamd; bij de opdracht: “Laat
de tanden zien”, is het gelaat scheef (linkerfoto). Als de
patiënt moet lachen om een grapje lukt dit ineens wel
(rechterfoto)! We spreken van een centrale facialisparese,
maar eigenlijk zijn de spieren dus niet verlamd. Er is een
stoornis in de motorische sturing: er is geen cognitieve
controle, maar wel emotionele. De laesie zit op neoniveau
(cognitie); het paleoniveau is nog intact.
Soms kunnen deze patiënten wel bewegingen maken met bewuste moeite (d.w.z. via het neoniveau).
Veel parkinsonpatiënten merken in het begin van de ziekte dat zij bij alledaagse handelingen (bijv.
een kopje oppakken) moeten nadenken. Deze patiënt ontdekte dat de linkerarm vanzelf ging
meebewegen als zij een marsdeuntje neuriede. Het marsritme vormt een cue die blijkbaar door het
intacte neoniveau kan worden verwerkt.
Het hiërarchische model kan ook goed verklaren hoe dubbeltaken mogelijk zijn. Wanneer we al
pratend lopen, is het lopen geautomatiseerd (paleoniveau) en het gesprek vindt plaats via het
neoniveau. Wordt het pad moeilijker begaanbaar, dan stopt het praten vanzelf; het neoniveau is
nodig, bijvoorbeeld voor dat bergpad, en omgekeerd: wordt het gesprek enerverend of ingewikkeld,
dan stopt het lopen.
H5.5: Herstel na hersenbeschadiging
Herseninfarct in linkerhemisfeer, in dit voorbeeld is dan ook de rechter hand/arm paretisch.
Beperkte activiteit in dit voorbeeld is schrijven.
1a Andere hersengebieden
Andere hersengebieden nemen de functie over. Dit kunnen aangrenzende gebieden zijn, maar ook
gebieden in de andere hemisfeer of op andere niveaus. Meestal zal het een combinatie betreffen.
Om dit uit te leggen aan een patiënt kunt u de metafoor van een stadhuis of bedrijf gebruiken:
wanneer één afdeling plat ligt door ziekte of brand, kunnen mensen van andere afdelingen of
verdiepingen taken overnemen. Voorwaarde voor het slagen hiervan is wel dat deze werknemers
enige notie hebben van de taken van die afdeling (en dus niet eenkennig zijn). Dit
H2.3: Het driedelige brein
Onderdelen van het brein:
1. De hersenstam
2. Het binnenbrein (alles wat doorschemert)
3. Het buitenbrein: de hersenschors
4. De kleine hersenen (cerebellum)
Het brein bestaat uit drie lagen:
1. Archiniveau: ruggenmerg en hersenstam, onder meer van belang voor arousal (bewustzijn,
wakkerheid) en andere vitale functies (o.a. ademhaling en hartfrequentie), reflexen en
spiertonus, en coördinatieve patronen.
2. Paleoniveau: basale kernen en limbisch systeem (binnenbrein), onder meer voor emoties,
automatismen en routines, houdingsmotoriek, patroongeneratoren, spontane motoriek,
alsmede complex instinctief gedrag
3. Neoniveau: de hersenschors, onder meer voor cognitie, taal, situatief bepaalde en bewust
gestuurde motoriek en sociaal aangepast gedrag
bijvoorbeeld bij iemand die staand vioolspeelt.
Archi: Je bent wakker en er is een zekere spiertonus, anders zou je als een pudding in elkaar
zakken.
Paleo: Er bestaat een specifieke vioolhouding; talrijke automatismen spelen mee.
Neo: De genoteerde speelmanieren worden bewust gerealiseerd; de strijkstok wordt zeer
bewust gehanteerd op geleide van de klank.
, De linkerzijde van het gelaat is verlamd; bij de opdracht: “Laat
de tanden zien”, is het gelaat scheef (linkerfoto). Als de
patiënt moet lachen om een grapje lukt dit ineens wel
(rechterfoto)! We spreken van een centrale facialisparese,
maar eigenlijk zijn de spieren dus niet verlamd. Er is een
stoornis in de motorische sturing: er is geen cognitieve
controle, maar wel emotionele. De laesie zit op neoniveau
(cognitie); het paleoniveau is nog intact.
Soms kunnen deze patiënten wel bewegingen maken met bewuste moeite (d.w.z. via het neoniveau).
Veel parkinsonpatiënten merken in het begin van de ziekte dat zij bij alledaagse handelingen (bijv.
een kopje oppakken) moeten nadenken. Deze patiënt ontdekte dat de linkerarm vanzelf ging
meebewegen als zij een marsdeuntje neuriede. Het marsritme vormt een cue die blijkbaar door het
intacte neoniveau kan worden verwerkt.
Het hiërarchische model kan ook goed verklaren hoe dubbeltaken mogelijk zijn. Wanneer we al
pratend lopen, is het lopen geautomatiseerd (paleoniveau) en het gesprek vindt plaats via het
neoniveau. Wordt het pad moeilijker begaanbaar, dan stopt het praten vanzelf; het neoniveau is
nodig, bijvoorbeeld voor dat bergpad, en omgekeerd: wordt het gesprek enerverend of ingewikkeld,
dan stopt het lopen.
H5.5: Herstel na hersenbeschadiging
Herseninfarct in linkerhemisfeer, in dit voorbeeld is dan ook de rechter hand/arm paretisch.
Beperkte activiteit in dit voorbeeld is schrijven.
1a Andere hersengebieden
Andere hersengebieden nemen de functie over. Dit kunnen aangrenzende gebieden zijn, maar ook
gebieden in de andere hemisfeer of op andere niveaus. Meestal zal het een combinatie betreffen.
Om dit uit te leggen aan een patiënt kunt u de metafoor van een stadhuis of bedrijf gebruiken:
wanneer één afdeling plat ligt door ziekte of brand, kunnen mensen van andere afdelingen of
verdiepingen taken overnemen. Voorwaarde voor het slagen hiervan is wel dat deze werknemers
enige notie hebben van de taken van die afdeling (en dus niet eenkennig zijn). Dit