HOOFDSTUK 2
ENDOGENE EN EXOGENE
KRACHTEN
SAMENVATTING VAN HET BOEK
PARAGRAAF 7 VERWERING EN EROSIE
VERWERING
Mechanische of fysische verwering gebeurt op een aantal manieren. Dit kan door plantenwortels, waardoor
gesteente langzaam afbrokkelt, biologische verwering. Dit kan ook door een extreem verschil in temperatuur,
waardoor gesteente in stukken breekt. Dit komt door de uitzetting bij hoge temperaturen overdag en door
krimping bij lage temperaturen ’s nachts. Ook als het gaat vriezen, krijg je verwering doordat het water in
spleten bevriest en het in elkaar gedrukte gesteente verbrokkelt.
Bij chemische verwering verandert de samenstelling van een stof. Dit komt door de inwerking van zuurstof,
water of andere vloeistoffen (zuren) waardoor kleine fragmenten afbreken. Vaak is het overblijfsel van
chemische verwering zand of klei.
Het klimaat heeft ook invloed op de mate van verwering en het soort verwering. Is de temperatuur hoger en
natter, dan is er meer chemische verwering. Is de temperatuur kouder en natter, dan is er meer mechanische
verwering. Dit is makkelijk te onthouden, want bij veel neerslag en lage temperaturen, bevriest het water in de
spleten en bij warme temperaturen lost bijv. kalk op in water
EROSIE
Verweringsmateriaal wordt verplaatst via water, wind of ijs of de zwaartekracht. Tijdens het transport slijt dit
verweringmateriaal ook weer, wat erosie wordt genoemd.
Door meer reliëf in een landschap gaan rivieren sneller stromen en meer eroderen. Ook wordt er meer
zwaartekracht uitgeoefend op os verweringsmateriaal, wat daardoor in beweging komt massabewegingen:
1. Vallen – een rotsmassa kan in een keer naar beneden vallen, wat een bergstorting wordt genoemd. Dit
komt door breuken of door grenzen van eerder verweerde gesteentelagen. Dit is ook het geval als
losse stukken steen naar beneden vallen.
2. Vloeien – als het hard heeft geregend, kan dat ook in een puinmassa trekken wat dan een soort pap
van verweringsmateriaal en water wordt. Dit is een modderstroom (en kan zelfs auto’s en huizen
meeslepen). Grond is dan verzadigd van veel water waardoor het niet wegkan en gaat ‘aanpappen’
met puin.
3. Glijden – als verweringmateriaal op een ondoorlaatbaar gesteente ligt en het gaat regenen, heeft deze
laag de functie van een glijbaan. Alles gaat glijden, wat een aardverschuiving wordt genoemd.
Glijden en vloeien gebeurt in gebieden met veel neerslag en veel los materiaal op hellingen. Daarom geen bos
kappen op hellingen en die juist stabiliseren door plantenwortels.
PARAGRAAF 8 SEDIMENTATIE
Water in de rivier is voornamelijk regenwater. Dit komt voor een groot deel indirect daar terecht, het proces
daarvan heet de hydrologische kringloop. Boven de oceanen verdampt het meeste water. Een gedeelte
daarvan valt boven land. Via rivieren komt het uiteindelijk weer in zee terecht.
ENDOGENE EN EXOGENE
KRACHTEN
SAMENVATTING VAN HET BOEK
PARAGRAAF 7 VERWERING EN EROSIE
VERWERING
Mechanische of fysische verwering gebeurt op een aantal manieren. Dit kan door plantenwortels, waardoor
gesteente langzaam afbrokkelt, biologische verwering. Dit kan ook door een extreem verschil in temperatuur,
waardoor gesteente in stukken breekt. Dit komt door de uitzetting bij hoge temperaturen overdag en door
krimping bij lage temperaturen ’s nachts. Ook als het gaat vriezen, krijg je verwering doordat het water in
spleten bevriest en het in elkaar gedrukte gesteente verbrokkelt.
Bij chemische verwering verandert de samenstelling van een stof. Dit komt door de inwerking van zuurstof,
water of andere vloeistoffen (zuren) waardoor kleine fragmenten afbreken. Vaak is het overblijfsel van
chemische verwering zand of klei.
Het klimaat heeft ook invloed op de mate van verwering en het soort verwering. Is de temperatuur hoger en
natter, dan is er meer chemische verwering. Is de temperatuur kouder en natter, dan is er meer mechanische
verwering. Dit is makkelijk te onthouden, want bij veel neerslag en lage temperaturen, bevriest het water in de
spleten en bij warme temperaturen lost bijv. kalk op in water
EROSIE
Verweringsmateriaal wordt verplaatst via water, wind of ijs of de zwaartekracht. Tijdens het transport slijt dit
verweringmateriaal ook weer, wat erosie wordt genoemd.
Door meer reliëf in een landschap gaan rivieren sneller stromen en meer eroderen. Ook wordt er meer
zwaartekracht uitgeoefend op os verweringsmateriaal, wat daardoor in beweging komt massabewegingen:
1. Vallen – een rotsmassa kan in een keer naar beneden vallen, wat een bergstorting wordt genoemd. Dit
komt door breuken of door grenzen van eerder verweerde gesteentelagen. Dit is ook het geval als
losse stukken steen naar beneden vallen.
2. Vloeien – als het hard heeft geregend, kan dat ook in een puinmassa trekken wat dan een soort pap
van verweringsmateriaal en water wordt. Dit is een modderstroom (en kan zelfs auto’s en huizen
meeslepen). Grond is dan verzadigd van veel water waardoor het niet wegkan en gaat ‘aanpappen’
met puin.
3. Glijden – als verweringmateriaal op een ondoorlaatbaar gesteente ligt en het gaat regenen, heeft deze
laag de functie van een glijbaan. Alles gaat glijden, wat een aardverschuiving wordt genoemd.
Glijden en vloeien gebeurt in gebieden met veel neerslag en veel los materiaal op hellingen. Daarom geen bos
kappen op hellingen en die juist stabiliseren door plantenwortels.
PARAGRAAF 8 SEDIMENTATIE
Water in de rivier is voornamelijk regenwater. Dit komt voor een groot deel indirect daar terecht, het proces
daarvan heet de hydrologische kringloop. Boven de oceanen verdampt het meeste water. Een gedeelte
daarvan valt boven land. Via rivieren komt het uiteindelijk weer in zee terecht.