samenvatting evidentie en onderzoek

Eviden
tie en
onderz
oek

CATO MANNAERTS 1

,Hypothesen
1.Empirische cyclus
Empirische cyclus: onderzoeksbenadering waarbij gegevens orden verzameld door middel van
objectieve informatie uit de 1e hand gebaseerd op sensorische ervaring en observatie.

Empirisch: letterlijk ‘basis van ervaring.’ Zorgvuldig en systematisch bewijs verzamelen aan de hand
van verschillende methoden.

2.Onderzoeksvragen
Beschrijvend Hoe vaak komen fouten voor?
Exploratief Relaties leggen tussen de vraag
Waarom?
Hypothese Bewering doen
Is iets waar of onwaar?
Dingen bekrachtigen/ bevestigen of ontkrachten

3.Hypothesevorming en formulering
 Voorspelling tussen 2 of meerdere variabelen die altijd aangepast kant worden
 Vertaling van een probleemstelling met de verwachtingen van hypothese er bij
 Hypothese bestaat altijd uit meerdere variabele

3.1. Doel van hypothese
Richting geven aan onderzoek

 Hypothese wordt niet in vraag gesteld
 Hypothese wordt in zin gegoten met wat men verwacht wat steeds veranderd kan worden
 Vraag: Wordt rectale temperatuurmeting beïnvloed door kamertemperatuur
 Hypothese: Lagere kamertemperaturen vereisen een langere plaatsingstijd bij rectale
temperatuurmeting van volwassenen dan hogere kamertemperaturen

Stimuleren tot denken


CATO MANNAERTS 2

,  Vraag: Is er een relatie tussen opleidingsniveau en stress ervaren in de eerste job bij
verpleegkundigen?
 Hypothese: Verpleegkundigen met een masteropleiding zullen meer stress ervaren in hun
eerste job dan verpleegkundigen met een bachelor-diploma

Verbinden van theorie met waarneembare werkelijkheid

 Bekrachtigingstheorie: Gedrag dat positief beloond wordt, heeft grote kans om geleerd en
herhaald te worden
 Hypothese: Patiёnten, die door verpleegkundigen worden beloond voor zelfstandig eten,
zullen minder bijstand nodig hebben bij voedselopname, dan patiёnten die niet beloond
worden

3.2. Kenmerken van hypothese
 Relatie tussen 2 of meer variabelen
 Relatie kan meer, minder, groter, kleiner, anders, geralateerd aan
 Variabelen moeten meetbaar zijn
 Eenvoudige taal

4.Soorten hypothese
Enkelvoudige – meervoudige hypothese

 1 onafhankelijke en 1 afhankelijke variabele
 XY
 X is onafhankelijk
 Y is afhankelijk  iets wat we kunnen veranderen
 Kan ook met meerdere variabelen in 1 hypothese
 Roken en alcohol kunnen beiden lager geboorte gewicht en lagere
apgarscore
 Beide variabele beïnvloeden

Non-directionele hypothese

 Geven geen richting aan het onderzoek
 Iets wat logisch is en niet doet aan onderzoek

Directionele hypothese

Geeft richting aan onderzoek

Statistische hypothese

 Nulhypothese
 Geen relatie tussen 2 of meerdere variabele

Onderzoekshypothese

 Wat onderzoeker verwacht dat variabelen gaat doen
 Hoopt iets wat het resultaat kan zijn

(Inductieve versus deductieve hypothese)

5.Noodzaak hypothese
CATO MANNAERTS 3

,  Wordt niet gebruikt bij descriptief aangezien dit vraagstelling is hypothese niet in vraag
 Soms bij exploratief  vraagstelling + hypothese
 Altijd bij experimenteel enkel een hypothese opstellen met verwachtingen

6.Testen van hypothesen
 Schrijf de hypothese uit meerdere inzichten
 Doe een empirisch onderzoek van hypothese
 Wordt verworpen of niet
 Nier verworpen betekenen steun of bevestiging van theorie




CATO MANNAERTS 4