Klinische psychologie
Hoorcollege aantekeningen
Daphne Psychologie (Stuvia)
Geschreven in 2021
Klinische psychologie (samenvatting van het boek)
Behaald cijfer: 9.1
,Inhoudsopgave
Inhoudsopgave 2
Abnormaal gedrag 3
Angststoornissen & Obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen 9
Classificatie en diagnostiek in de klinische psychologie 15
Bipolaire en depressieve stemmingsstoornissen 21
Genderdysforie 26
Persoonlijkheidsstoornissen 32
Schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen 38
Klinische theorieën en theoretische referentiekaders 43
Trauma 52
Middelgebonden stoornissen en verslaving 60
Somatisch-symptoomstoornis en verwante stoornissen 66
2
,Abnormaal gedrag
_________________________________________________________________________
Wat is klinische psychologie?
Klinische psychologie is veel meer dan het vaststellen van psychische stoornissen. Om uitspraak te
doen over stoornissen gebruiken veel psychologen de DSM-5. Hierin staan criteria die beschrijven
wanneer er sprake is van een stoornis. Hierin staat bijvoorbeeld schizofrenie, een psychotische
stoornis. Dan neem je dingen waar die er niet zijn. Maar in de DSM-5 staat niet alle informatie die
nodig is om iemand te kunnen helpen. Hierin staat alleen een samenvatting van symptomen. Dit helpt
iemand op zichzelf niet verder. Klinische psychologie gaat dus over het vaststellen van stoornissen,
maar het doel gaat veel verder. Het is ook heel geïnteresseerd in: Wat is een diagnose? Hoe is de
stoornis ontstaan? Wat zijn andere factoren waardoor de stoornis niet vanzelf over kan gaan?
Daarnaast ook preventie en onderzoek hoe je iemand kunt helpen. Het doel is: Bijdragen aan een
betere mentale gezondheid van mensen.
Wat is abnormaal gedrag?
Klinische psychologie houdt zich bezig met al het gedrag dat afwijkt van de norm, in de negatieve zin
vaak. Die afwijkingen kunnen betrekking hebben op iets wat binnen de persoon is, maar het ook in
relatie tot andere mensen. Abnormaal gedrag betekent niet automatisch dat er sprake is van een
stoornis. Een overvaller vertoont afwijkend gedrag, maar die persoon hoeft geen stoornis te hebben.
In de psychologie hanteren we een brede definitie wat betreft abnormaal gedrag.
Wanneer vinden we iets abnormaal? Hiervoor is kennis van de normale psychologische functies
nodig en van de normale persoonlijkheidsontwikkeling belangrijk. Er zijn 7 factoren die mensen
gebruiken om voor zichzelf te bepalen of ze het gedrag wat ze bij zichzelf of anderen zien als normaal
of abnormaal beschouwen. Over het algemeen geldt: hoe meer factoren er aanwezig zijn, hoe
duidelijker we gedrag als abnormaal beschouwen. Om gedrag abnormaal te noemen moet er
minstens één van de factoren aanwezig zijn.
1. Persoonlijk lijden. Iemand heeft duidelijk last van de problemen.
2. Disfunctionaliteit van het gedrag. Als iemands dagelijks functioneren wordt ondermijnd.
Hoeft niet alleen te gaan over de persoon zelf.
3. Irrationeel en onbegrijpelijk gedrag. Als mensen in het gedrag geen logica of nut kunnen
ontdekken beschouwen ze het eerder als abnormaal.
4. Onvoorspelbaarheid en controleverlies. Als gedrag van anderen niet-consistent is.
Bijvoorbeeld als gedrag een gevolg is van controleverlies. Als een handeling in strijd is met
hoe iemand zich normaal gedraagt.
5. Opvallend en onconventioneel gedrag. Mensen vergelijken gedrag van anderen met hun
eigen gedrag.
6. Gedrag dat een ongemakkelijk gevoel bij anderen teweegbrengt.
7. Het overtreden van morele normen.
APA geeft als definitie aan psychische stoornis:
Een syndroom gekenmerkt door klinisch significante symptomen op het gebied van cognitieve
functies, de emotieregulatie, of het gedrag van een persoon, dat een uiting is van disfunctie in de
psychologische, biologische of ontwikkelingsprocessen die ten grondslag liggen aan psychische
functioneren.
Het gaat dus niet om de aanwezigheid van symptomen, maar het moet gepaard gaan met persoonlijk
lijden en beperkingen in het functioneren van die persoon (beroepsmatig, sociaal). Daarnaast mag je
niet spreken van een psychische stoornis als:
3
, - de symptomen van iemand te verwachten zijn en te maken hebben met culturele
aanvaardbare reacties (het verlies van een dierbare)
- als het gedrag eigenlijk voortvloeit uit het behoren tot een politieke, religieuze of seksuele
minderheid (strijden voor homo acceptatie mag je niet koppelen aan een psychische stoornis)
- als het gedrag voortkomt uit een persoonlijk conflict tussen een persoon en de maatschappij
(mensen die hele controversiële kunst maar mogen niet betiteld worden als psychisch ziek)
Wanneer vinden we iets abnormaal of klinisch significant?
Hier zijn 3 modellen over opgesteld:
1. Statistisch model. Menselijke eigenschappen zijn min of meer normaal verdeeld in de
bevolking. De meeste mensen scoren gemiddeld. Hoe meer er afwijking van het gemiddelde
is, hoe vaker iets voorkomt. Je gaat uit van een normale verdeling in de bevolking. Dit geeft
best een indicatie waarvan je zou kunnen zeggen: Dit gedrag wijkt af van de norm, want het
wijkt af van het gemiddelde qua hoeveel het voorkomt.
Kritiek:
- Het is best ingewikkeld om te bepalen waar je de grenzen legt. De grens is arbitrair. Meestal
wordt er gesproken van “lage scores”, “hoge scores” en er wordt niet gesproken van
abnormaal of niet abnormaal.
- Tevens specificeert dit model niet hoe ongewoon gedrag moet zijn. Als je het bijvoorbeeld
hebt over de eigenschap: “je thuis voelen in je eigen lichaam”, die is niet normaal verdeeld.
Het komt niet vaak voor dat iemand zich niet thuisvoelt in het eigen lichaam, dus hier is dit
model niet goed toepasbaar.
- Er wordt in dit model geen onderscheid gemaakt tussen afwijkingen met individueel lijden en
afwijkingen waarvoor het niet geldt. Is het zo dat als iets afwijkt van het gemiddelde, dat
iemand er dan ook automatisch onder lijdt? Nee toch?
2. Medisch of ziektemodel. Bij abnormaliteit / ziekte wordt eerst een diagnose gesteld door de
therapeut. Vervolgens wordt er een therapie gekozen en dat zou vervolgens moeten leiden tot
genezing. Volgens veel psychologen moet de oorzaak van stoornissen gezocht worden in
onderliggende mechanismen. Die kunnen lichamelijk zijn (somatogeen) of psychologisch
(psychogeen). Als je weet waardoor een stoornis ontstaat, dan kun je je in de behandeling
richten op de oorzaak.
Kritiek:
- De therapeut stelt een behandelplan op zonder inbreng van de patiënt. Samenwerking is
cruciaal voor het opbouwen van een therapeutische relatie. Die relatie is essentieel voor de
effectiviteit.
- Bij veel psychische stoornissen is er niet echt een onderliggend mechanisme aangetoond.
Kun je wel echt spreken van ziekte en genezing ook?
- Stigmatisering. Door begrippen als “ziekte” te gebruiken kun je angst oproepen bij mensen
die dit soort klachten hebben om als gek beschouwd te worden.
Dit model is vooral toepasbaar bij stoornissen die een aantoonbare biologische oorzaak hebben.
Abnormaal gedrag wordt gekoppeld aan de biologische oorsprong. Er wordt bij een duidelijke
diagnose gesproken van een ziekte.
3. Leer- of onderwijsmodel. Ontwikkeld als reactie op het medische model. Dit model doet
recht aan stoornissen zonder lichamelijke grondslag. Er wordt niet uitgegaan van een
biologische oorsprong. Het probleem heet “probleem” en niet als “ziekte”. Problemen kunnen
ontstaan door verkeerd gelopen leerprocessen. Leerkracht en leerling zijn twee partijen, ipv
4
Hoorcollege aantekeningen
Daphne Psychologie (Stuvia)
Geschreven in 2021
Klinische psychologie (samenvatting van het boek)
Behaald cijfer: 9.1
,Inhoudsopgave
Inhoudsopgave 2
Abnormaal gedrag 3
Angststoornissen & Obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen 9
Classificatie en diagnostiek in de klinische psychologie 15
Bipolaire en depressieve stemmingsstoornissen 21
Genderdysforie 26
Persoonlijkheidsstoornissen 32
Schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen 38
Klinische theorieën en theoretische referentiekaders 43
Trauma 52
Middelgebonden stoornissen en verslaving 60
Somatisch-symptoomstoornis en verwante stoornissen 66
2
,Abnormaal gedrag
_________________________________________________________________________
Wat is klinische psychologie?
Klinische psychologie is veel meer dan het vaststellen van psychische stoornissen. Om uitspraak te
doen over stoornissen gebruiken veel psychologen de DSM-5. Hierin staan criteria die beschrijven
wanneer er sprake is van een stoornis. Hierin staat bijvoorbeeld schizofrenie, een psychotische
stoornis. Dan neem je dingen waar die er niet zijn. Maar in de DSM-5 staat niet alle informatie die
nodig is om iemand te kunnen helpen. Hierin staat alleen een samenvatting van symptomen. Dit helpt
iemand op zichzelf niet verder. Klinische psychologie gaat dus over het vaststellen van stoornissen,
maar het doel gaat veel verder. Het is ook heel geïnteresseerd in: Wat is een diagnose? Hoe is de
stoornis ontstaan? Wat zijn andere factoren waardoor de stoornis niet vanzelf over kan gaan?
Daarnaast ook preventie en onderzoek hoe je iemand kunt helpen. Het doel is: Bijdragen aan een
betere mentale gezondheid van mensen.
Wat is abnormaal gedrag?
Klinische psychologie houdt zich bezig met al het gedrag dat afwijkt van de norm, in de negatieve zin
vaak. Die afwijkingen kunnen betrekking hebben op iets wat binnen de persoon is, maar het ook in
relatie tot andere mensen. Abnormaal gedrag betekent niet automatisch dat er sprake is van een
stoornis. Een overvaller vertoont afwijkend gedrag, maar die persoon hoeft geen stoornis te hebben.
In de psychologie hanteren we een brede definitie wat betreft abnormaal gedrag.
Wanneer vinden we iets abnormaal? Hiervoor is kennis van de normale psychologische functies
nodig en van de normale persoonlijkheidsontwikkeling belangrijk. Er zijn 7 factoren die mensen
gebruiken om voor zichzelf te bepalen of ze het gedrag wat ze bij zichzelf of anderen zien als normaal
of abnormaal beschouwen. Over het algemeen geldt: hoe meer factoren er aanwezig zijn, hoe
duidelijker we gedrag als abnormaal beschouwen. Om gedrag abnormaal te noemen moet er
minstens één van de factoren aanwezig zijn.
1. Persoonlijk lijden. Iemand heeft duidelijk last van de problemen.
2. Disfunctionaliteit van het gedrag. Als iemands dagelijks functioneren wordt ondermijnd.
Hoeft niet alleen te gaan over de persoon zelf.
3. Irrationeel en onbegrijpelijk gedrag. Als mensen in het gedrag geen logica of nut kunnen
ontdekken beschouwen ze het eerder als abnormaal.
4. Onvoorspelbaarheid en controleverlies. Als gedrag van anderen niet-consistent is.
Bijvoorbeeld als gedrag een gevolg is van controleverlies. Als een handeling in strijd is met
hoe iemand zich normaal gedraagt.
5. Opvallend en onconventioneel gedrag. Mensen vergelijken gedrag van anderen met hun
eigen gedrag.
6. Gedrag dat een ongemakkelijk gevoel bij anderen teweegbrengt.
7. Het overtreden van morele normen.
APA geeft als definitie aan psychische stoornis:
Een syndroom gekenmerkt door klinisch significante symptomen op het gebied van cognitieve
functies, de emotieregulatie, of het gedrag van een persoon, dat een uiting is van disfunctie in de
psychologische, biologische of ontwikkelingsprocessen die ten grondslag liggen aan psychische
functioneren.
Het gaat dus niet om de aanwezigheid van symptomen, maar het moet gepaard gaan met persoonlijk
lijden en beperkingen in het functioneren van die persoon (beroepsmatig, sociaal). Daarnaast mag je
niet spreken van een psychische stoornis als:
3
, - de symptomen van iemand te verwachten zijn en te maken hebben met culturele
aanvaardbare reacties (het verlies van een dierbare)
- als het gedrag eigenlijk voortvloeit uit het behoren tot een politieke, religieuze of seksuele
minderheid (strijden voor homo acceptatie mag je niet koppelen aan een psychische stoornis)
- als het gedrag voortkomt uit een persoonlijk conflict tussen een persoon en de maatschappij
(mensen die hele controversiële kunst maar mogen niet betiteld worden als psychisch ziek)
Wanneer vinden we iets abnormaal of klinisch significant?
Hier zijn 3 modellen over opgesteld:
1. Statistisch model. Menselijke eigenschappen zijn min of meer normaal verdeeld in de
bevolking. De meeste mensen scoren gemiddeld. Hoe meer er afwijking van het gemiddelde
is, hoe vaker iets voorkomt. Je gaat uit van een normale verdeling in de bevolking. Dit geeft
best een indicatie waarvan je zou kunnen zeggen: Dit gedrag wijkt af van de norm, want het
wijkt af van het gemiddelde qua hoeveel het voorkomt.
Kritiek:
- Het is best ingewikkeld om te bepalen waar je de grenzen legt. De grens is arbitrair. Meestal
wordt er gesproken van “lage scores”, “hoge scores” en er wordt niet gesproken van
abnormaal of niet abnormaal.
- Tevens specificeert dit model niet hoe ongewoon gedrag moet zijn. Als je het bijvoorbeeld
hebt over de eigenschap: “je thuis voelen in je eigen lichaam”, die is niet normaal verdeeld.
Het komt niet vaak voor dat iemand zich niet thuisvoelt in het eigen lichaam, dus hier is dit
model niet goed toepasbaar.
- Er wordt in dit model geen onderscheid gemaakt tussen afwijkingen met individueel lijden en
afwijkingen waarvoor het niet geldt. Is het zo dat als iets afwijkt van het gemiddelde, dat
iemand er dan ook automatisch onder lijdt? Nee toch?
2. Medisch of ziektemodel. Bij abnormaliteit / ziekte wordt eerst een diagnose gesteld door de
therapeut. Vervolgens wordt er een therapie gekozen en dat zou vervolgens moeten leiden tot
genezing. Volgens veel psychologen moet de oorzaak van stoornissen gezocht worden in
onderliggende mechanismen. Die kunnen lichamelijk zijn (somatogeen) of psychologisch
(psychogeen). Als je weet waardoor een stoornis ontstaat, dan kun je je in de behandeling
richten op de oorzaak.
Kritiek:
- De therapeut stelt een behandelplan op zonder inbreng van de patiënt. Samenwerking is
cruciaal voor het opbouwen van een therapeutische relatie. Die relatie is essentieel voor de
effectiviteit.
- Bij veel psychische stoornissen is er niet echt een onderliggend mechanisme aangetoond.
Kun je wel echt spreken van ziekte en genezing ook?
- Stigmatisering. Door begrippen als “ziekte” te gebruiken kun je angst oproepen bij mensen
die dit soort klachten hebben om als gek beschouwd te worden.
Dit model is vooral toepasbaar bij stoornissen die een aantoonbare biologische oorzaak hebben.
Abnormaal gedrag wordt gekoppeld aan de biologische oorsprong. Er wordt bij een duidelijke
diagnose gesproken van een ziekte.
3. Leer- of onderwijsmodel. Ontwikkeld als reactie op het medische model. Dit model doet
recht aan stoornissen zonder lichamelijke grondslag. Er wordt niet uitgegaan van een
biologische oorsprong. Het probleem heet “probleem” en niet als “ziekte”. Problemen kunnen
ontstaan door verkeerd gelopen leerprocessen. Leerkracht en leerling zijn twee partijen, ipv
4