Samenvatting 'Onderwijskunde'

Onderwijskunde

Hoofdstuk 1 Onderwijs in de maatschappelijke context:
Constatering probleem in samenleving:
Oplossing ervan wordt vaak in het onderwijs gezocht.

1.1 Inleiding:
Onderwijs is georganiseerde en geprofessionaliseerde
socialisatie:
 Socialisatie: het proces van inlijven van nieuwkomers in
groepsverband. Iemand vertrouwd maken met de cultuur van een
groep.
 Georganiseerd: het gebeurt systematisch.
 Geprofessionaliseerd: het wordt door professionals uitgevoerd.

Hoofdfuncties van onderwijs volgens sociologen:
1. Kwalificatie: onderwijs leert kinderen kennis, vaardigheden en
houdingen waarmee ze zich later een positie in de maatschappij
kunnen verwerven en waardoor ze meerdere sociale rollen kunnen
vervullen.
2. Integratie: het aanleren van die kennis, vaardigheden, waarden,
normen en attitudes die horen bij burgerschap
(burgerschapscompetenties).
3. Differentiatie: leerlingen worden voorbereid op de uiteenlopende
posities in de samenleving.
Deze hoofdfuncties zijn veranderbaar qua inhoud als de maatschappij
verandert.

1.2 Onderwijs en ongelijkheid:
1.2.1 Het meritocratisch perspectief:
Ongelijkheid als maatschappelijk fenomeen:
Arbeidsdeling:
 Is een oorzaak van welvaart en sociale ongelijkheid.
 Leidt tot efficiëntere productie en specialisatie.
 Leidt tot voorraadvorming en variatie in hoeveelheid eigendom.

Vraag die gesteld kan worden:
Of sociale ongelijkheid niet noodzakelijk is voor welvaartsgroei?

Streven naar meritocratisering:
Een systeem waarbij de best opgeleide personen op de juiste posities
komen. Zij moeten deze posities verdienen.

Meritocratie versus reproductie:
Meritocratie:
Een hiërarchie van posities die wordt bezet door de meest
‘verdienstelijken’, degene die in die positie het meest bijdragen aan de
realisering van de doelstellingen van de samenleving.

, Onderwijs volgens meritocratische visie:
 Heeft de opdracht om talenten voor die posities te selecteren en te
trainen.
 Elk individu moet een gelijke kans op toegang tot een bepaalde
positie krijgen.


Reproductietheorie:
 De samenleving wordt gedomineerd door machtsverhoudingen
tussen maatschappelijke groepen.
 Deze groepen zijn in een voortdurende strijd gewikkeld om hun
belangen te verdedigen.
 De machtigste groepen zullen de inrichting van de samenleving
proberen vorm te geven die zoveel mogelijk aan hun belangen
voldoen.

Onderwijs volgens reproductietheorie:
Een institutie die door de heersende klasse wordt ingericht om de
machtsongelijkheid te handhaven.

Gelijke kansen: het probleem van verschillen tussen groepen:
De laatste vijftig jaar is dat het onderwijs toegankelijker geworden is voor
veel groepen kinderen. daarnaast is ook het gemiddelde opleidingsniveau
van de bevolking gestegen.

Selectie en onderwijs:
Differentiatiefunctie onderwijs:
 Leerlingen worden geselecteerd voor geëigende schoolloopbanen.
 Aan het eind van de loopbaan beschikken leerlingen over
kwalificaties die passen bij specifieke posities op de arbeidsmarkt.

Sponsored mobility model:
 Kinderen worden op jonge leeftijd geselecteerd voor
onderwijstrajecten ie toegang geven tot specifieke posities.
 Er moet zowel inspanning zijn van de student als de
onderwijsinstelling om op tijd en met succes de eindstreep te halen.
 Onderwijssysteem kenmerkt zich door het vanaf jonge leeftijd
hebben van gescheiden leerroutes naar begaafdheid.
 Door De Groot expeditiemodel genoemd.

Contest mobility model:
 Individuen krijgen herhaaldelijk de kans om talent en capaciteiten te
tonen.
 Er wordt weinig waarde gehecht aan stabiliteit van
persoonskenmerken en aan de mogelijkheden om aangeboren
leermogelijkheden vast te stellen.
 Onderwijs heeft open toelating en permanente selectie.