Samenvatting rekenen hele getallen onderbouw
Hoofdstuk 2 – kleuters en voorschoolse periode
Ontluikende gecijferdheid: kinderen krijgen besef van getallen, grotendeels op eigen kracht
- Besef krijgen van een aantal
- Inzetten van de telrij bij veranderde hoeveelheden
- Opzeggen van de telrij als een versje; er kunnen nog getallen ontbreken en de
betekenis is er nog niet
- Naspelen van het resultatief tellen; hoe en waarom je telt begrijpen kinderen hier nog
niet
- Symboliseren op de vingers; vingerbeeld koppelen aan een aantal
Het direct herkennen van kleine hoeveelheden heet subiteren.
Getallen kunnen verschillende betekenissen hebben:
Hoeveelheidsgetal/ kardinaal getal: de hoeveelheid van vijf dropjes;
Telgetal/ volgordegetal/ ordinaal getal: de nummer vijf of de vijfde in de aftelrij;
Meetgetal: het getal waarbij meten aan de orde is en een maat gebruikt wordt. Bijv.
schoenmaat 39 of leeftijd vijf.
Naamgetal: een getal dat een naam is, de namen of nummers kunnen geordend zijn
maar ook willekeurig voorkomen. Tramlijn vijf bijv.;
Rekengetal: een getal wordt gebruikt om ermee te rekenen.
Incidenteel leren ontstaat zonder dat er sprake is van een doelbewuste onderwijsactiviteit. Bij
intentioneel tellen is dat juist wel het geval.
Er bestaan verschillende telfasen, namelijk:
Akoestisch tellen: opzeggen van de telrij;
Synchroon tellen: het een-voor-een tellen. Als het opzeggen van de telwoorden niet
gelijktijdig verloopt met het aanwijzen van de voorwerpen, spreken we van
asynchroon tellen.
Resultatief tellen: resultatief tellen wil zeggen dat een kind kan bepalen hoeveel het er
zijn.
Verkort tellen: het niet een-voor-een tellen van voorwerpen. Bijvoorbeeld in paren van
twee of groepjes van vijf. Bijtellen, doortellen, 2 keer tellen.
Bijtellen/ doortellen/ twee keer tellen: een dobbelsteen van 5 en 2. Je begint bij 5 en doet er 2
bij.
Er zijn drie ontwikkelingsniveau bij tellen en rekenen.
, 1. Contextgebonden tellen en rekenen
2. Objectgebonden tellen en rekenen
3. Puur tellen en rekenen (formeel tellen).
1. Context gebonden tellen en rekenen
Kinderen hebben een betekenisvolle context nodig om de vraag te kunnen
beantwoorden.
2. Objectgebonden tellen en rekenen
Hierbij gaat het direct om hoeveelheidsvragen, maar alleen als ze direct betrekking
hebben op objecten/ voorwerpen. (Zonder specifieke betekenis).
3. Puur tellen en rekenen
Kinderen kunnen op dit niveau gebruik maken van aantallen die met getallen
(cijfersymbolen) zijn weergegeven. Dit is de meest abstracte vorm van tellen.
Van concrete representaties naar symbolen
Getalbeelden: visuele voorstelling van een hoeveelheidsgetal (structuur).
Symboliseren: een beeld van een hoeveelheid (met een bepaalde structuur).
- Turfstreepjes (getalbeeld)
- Stipjes op de dobbelsteen (getalbeeld)
- Vingers (getalbeeld)
- Alle cijfersymbolen
Representeren: het uitbeelden van een hoeveelheidsgetal (met of zonder structuur).
- 6 stippen op een dobbelsteen
- 6 poppen
- 6 pennen
- 6 getekende lolly’s
- Het cijfersymbool 6
- 6 vingers
Waaraan herken je het kerninzicht ‘representeren’?
Bij een getal dat uitgesproken wordt, een juiste hoeveelheid voorwerpen neerleggen of
de juiste hoeveelheid vingers opsteken
Bij een getal dat uitgesproken wordt, het juiste dobbelsteenpatroon of stippenpatroon
kan aanwijzen
Bij een getal dat uitgesproken wordt, het juiste cijfersymbool kan aanwijzen
Rijke leeromgeving
Een rijke leeromgeving is betekenisvol en interessant voor kinderen. Er kan gerekend
worden op verschillende niveaus. Het sluit aan bij de leefwereld van de kinderen en bij hun
natuurlijke nieuwsgierigheid. Het nodigt uit om je te ontplooien op een natuurlijke
manier.
Kinderen moeten eind groep 2 kunnen:
- Tellen
- Schatten
- Ordenen
- Vergelijken
- Opereren met aantallen
Hoofdstuk 3 – rekenen in groep 3 en 4
Hoofdstuk 2 – kleuters en voorschoolse periode
Ontluikende gecijferdheid: kinderen krijgen besef van getallen, grotendeels op eigen kracht
- Besef krijgen van een aantal
- Inzetten van de telrij bij veranderde hoeveelheden
- Opzeggen van de telrij als een versje; er kunnen nog getallen ontbreken en de
betekenis is er nog niet
- Naspelen van het resultatief tellen; hoe en waarom je telt begrijpen kinderen hier nog
niet
- Symboliseren op de vingers; vingerbeeld koppelen aan een aantal
Het direct herkennen van kleine hoeveelheden heet subiteren.
Getallen kunnen verschillende betekenissen hebben:
Hoeveelheidsgetal/ kardinaal getal: de hoeveelheid van vijf dropjes;
Telgetal/ volgordegetal/ ordinaal getal: de nummer vijf of de vijfde in de aftelrij;
Meetgetal: het getal waarbij meten aan de orde is en een maat gebruikt wordt. Bijv.
schoenmaat 39 of leeftijd vijf.
Naamgetal: een getal dat een naam is, de namen of nummers kunnen geordend zijn
maar ook willekeurig voorkomen. Tramlijn vijf bijv.;
Rekengetal: een getal wordt gebruikt om ermee te rekenen.
Incidenteel leren ontstaat zonder dat er sprake is van een doelbewuste onderwijsactiviteit. Bij
intentioneel tellen is dat juist wel het geval.
Er bestaan verschillende telfasen, namelijk:
Akoestisch tellen: opzeggen van de telrij;
Synchroon tellen: het een-voor-een tellen. Als het opzeggen van de telwoorden niet
gelijktijdig verloopt met het aanwijzen van de voorwerpen, spreken we van
asynchroon tellen.
Resultatief tellen: resultatief tellen wil zeggen dat een kind kan bepalen hoeveel het er
zijn.
Verkort tellen: het niet een-voor-een tellen van voorwerpen. Bijvoorbeeld in paren van
twee of groepjes van vijf. Bijtellen, doortellen, 2 keer tellen.
Bijtellen/ doortellen/ twee keer tellen: een dobbelsteen van 5 en 2. Je begint bij 5 en doet er 2
bij.
Er zijn drie ontwikkelingsniveau bij tellen en rekenen.
, 1. Contextgebonden tellen en rekenen
2. Objectgebonden tellen en rekenen
3. Puur tellen en rekenen (formeel tellen).
1. Context gebonden tellen en rekenen
Kinderen hebben een betekenisvolle context nodig om de vraag te kunnen
beantwoorden.
2. Objectgebonden tellen en rekenen
Hierbij gaat het direct om hoeveelheidsvragen, maar alleen als ze direct betrekking
hebben op objecten/ voorwerpen. (Zonder specifieke betekenis).
3. Puur tellen en rekenen
Kinderen kunnen op dit niveau gebruik maken van aantallen die met getallen
(cijfersymbolen) zijn weergegeven. Dit is de meest abstracte vorm van tellen.
Van concrete representaties naar symbolen
Getalbeelden: visuele voorstelling van een hoeveelheidsgetal (structuur).
Symboliseren: een beeld van een hoeveelheid (met een bepaalde structuur).
- Turfstreepjes (getalbeeld)
- Stipjes op de dobbelsteen (getalbeeld)
- Vingers (getalbeeld)
- Alle cijfersymbolen
Representeren: het uitbeelden van een hoeveelheidsgetal (met of zonder structuur).
- 6 stippen op een dobbelsteen
- 6 poppen
- 6 pennen
- 6 getekende lolly’s
- Het cijfersymbool 6
- 6 vingers
Waaraan herken je het kerninzicht ‘representeren’?
Bij een getal dat uitgesproken wordt, een juiste hoeveelheid voorwerpen neerleggen of
de juiste hoeveelheid vingers opsteken
Bij een getal dat uitgesproken wordt, het juiste dobbelsteenpatroon of stippenpatroon
kan aanwijzen
Bij een getal dat uitgesproken wordt, het juiste cijfersymbool kan aanwijzen
Rijke leeromgeving
Een rijke leeromgeving is betekenisvol en interessant voor kinderen. Er kan gerekend
worden op verschillende niveaus. Het sluit aan bij de leefwereld van de kinderen en bij hun
natuurlijke nieuwsgierigheid. Het nodigt uit om je te ontplooien op een natuurlijke
manier.
Kinderen moeten eind groep 2 kunnen:
- Tellen
- Schatten
- Ordenen
- Vergelijken
- Opereren met aantallen
Hoofdstuk 3 – rekenen in groep 3 en 4