Samenvatting Methoden van Onderzoek

Methoden van Onderzoek
Samenvatting

WETENSCHAPPELIJKE BENADERING
-empirisme
- kennis gebaseerd op observaties
- data als basis voor conclusies
-rationalisme
- inductie: van data naar theorie/ van specifiek naar algemeen
- deductie: op basis van theorie voorspellingen maken. ‘Als dit waar is, zou dit
moeten gebeuren.
- falsificeerbaarheid: als iets waar is, moet je het kunnen bewijzen. Een
uitspraak die je doet moet falsificeerbeer zijn.
Je mag dus niet veilig zitten met een hypothese
-openheid
-publicatie van resultaten met beschrijving van methoden, onderzoek en
resultaten)
Mensen moeten kunnen evalueren, repliceren en aanvullen
-peer-review: onderzoekers in hetzelfde veld beoordelen of een artikel goed
genoeg is voor publicatie.
-ethiek: niet alles wat er te overwegen om te onderzoeken valt mag. Niet alles is
ethisch verantwoord


Variabele
Kenmerk van een persoon of object dat varieert (geslacht, leeftijd, gewicht)
Twee of meer waarden
Bijvoorbeeld geslacht (traditioneel) 2 niveaus: man/vrouw
-kwantitatieve variabelen geven een hoeveelheid weer (leeftijd bv)
Je kunt er meer rekenen
-discreet: hele (aantal studenten in een collegezaal)
-continu: kan tussen twee punten (gewicht)
-kwalitatieve variabelen: waarden staan voor categorieën. Nummers kunnen
worden gebruikt maar de functie is om te onderscheiden. (Geslacht bv) Altijd de
niveaus erbij zetten.
-de niveaus aangeven (laten zien dat de variabele variëren)
-hoe de variabele varieert

OPERATIONALISEREN

Operationele definitie: de definitie van een concept in termen van de procedures
die gebruikt worden om het concept te meten of te manipuleren
1. Hoe is de onafhankelijke variabele gemeten/gemanipuleerd is
2. Hoe is de afhankelijke variabele gemeten

Variabelen goed definiëren: dus niet ‘’Agressie’’, maar ‘’aantal agressieve acties’’

, Samenhang
Wat is de samenhang tussen x en y?
Of
Hoe beïnvloedt x, y?




Causaal verband

X  y verklaring (de onafhankelijke variabele heeft invloed op de afhankelijke
variabele)

X = onafhankelijk (oorzak)
Y = afhankelijk (vermoedelijk gevolg)

Identificeren van causaal verband
1. Covariatie van oorzaak en gevolg: oorzaak en gevolg moeten
samenhangen
2. Temporal precedence: oorzaak moet voorafgaan aan het gevolg
3. Eliminatie van alternatieve verklaringen: er mag niets anders
verantwoordelijk zijn voor de geobserveerde samenhang.

Experimenteel onderzoek: onderzoek waarbij de onafhankelijke variabele is
gemanipuleerd
Niet-experimenteel onderzoek: onderzoek waarbij de onafhankelijke variabele niet
is gemanipuleerd, doch slechts gemeten
 Verschil: hoe ga je om met x (de onafhankelijke variabele)
Manipulatie: beïnvloeding van de onafhankelijke variabele door de onderzoeker
- Richting is moeilijk aan te geven
- Derde variabele probleem

Een causaal verband kan alleen worden aangetoond met een zuiver experiment.
1. Manipulatie van x (dus experimenteel)
Elke mogelijke variabele is constant gehouden, behalve de onafhankelijke
variabele. Die moet namelijk variëren om gemeten te worden. Als de variabele
niet constant kunnen worden gehouden, moeten de effecten ervan random
zijn
2. Randomisatie van groepen: de gemaakte groepen zijn volledig willekeurig
en hangen van niets af
(Toewijzing op geboortedatum is geen randomisatie!)
 De groepen lijken erg op elkaar. Grotere steekproef zorgt voor meer
gelijkenissen.
3. Eliminatie van alle potentiele storende variabelen.
-fixeren (constant houden) zo is het enige verschil tussen de verschillende
groepen de onafhankelijke variabele.
-balanceren
-randomiseren Zo zulle externe/storende variabelen de verschillende groepen
ongeveer even veel beinvloeden.

, 4. meting van de afhankelijke variabele
5. vergelijking van de condities mbt gemiddelde op de afhankelijke variabele

Niet experimenteel onderzoek
Sportfrequentie  gezondheid (xy)
Gezondheid  sportfrequentie (yx) = omgekeerd verband (alternatieve
verklaring 1)
als de variabelen op het zelfde moment zijn gemeten.

Er kan ook een storende variabele zijn (z). Leeftijd bijvoorbeeld
 X -- X
Z Z (alternatieve verklaring 2/3)
 Y  Y

 Sportfrequentie
Leeftijd
 Gezondheid

Een storende variabele moet invloed hebben op de afhankelijke variabele.
Een storende variabele moet op zijn minst een samenhang hebben met de
onafhankelijke variabele.

storende variabele is bijv: geslacht (man/vrouw)
alternatieve verklaring: het verhaaltje + storende variabele
-in woorden
-in schema met namen variabelen

Intermedierende variabele (I) = geen alternatieve variabele, maar een ‘tussenstap’
Is er altijd
XIY

Sportfrequentie  conditie  gezondheid

Hoe weet je dat het een causaal verband is?
1. Het moet in een bepaalde volgorde gebeuren (in dit geval moet het toenemen
van sportfrequentie vóór het toenemen van gezondheid komen)
2. Als de oorzaak present is, gebeurt het effect. Als de oorzaak niet present is,
gebeurt het effect niet. Oorzaak-gevolg
3. Er zijn geen alternatieve verklaringen: niets anders dan de causale variabele
kan het effect veroorzaken.