Marketing
Week 1
Wat is marketing?
Inspelen op de behoeftes van de klant
Marketing = zorgen voor juiste producten en diensten aanbiedt
Verkoop = te zien kwijt te raken wat op de plank ligt
4 P’s
1. Prijs
2. Product
3. Plaats
4. Promotie
3 R’s
1. Relatie
2. Reputatie
3. Respons
Behoeften = oerinstinct: heb je nodig (dorst)
Wensen = hoe ga je de behoeften invullen (frisdrank)
De vraag = wanneer je gaat aankopen (naar winkel)
Uitgangspunten marketingconcept =
Tevreden klant
Concurrentieanalyse
Marktonderzoek & doelgroep keuze
Winstbijdrage
Consumenten gedrag:
Zoekgedrag = de woorden die de doelgroep gebruikt om te zoeken naar producten of
diensten die te vergelijken zijn met het bedrijf
Koopgedrag = het gedrag wat de consument vertoont als hij iets koopt
Gebruik of verbruik = hoe ze het gebruiken
,Week 2
Keuzegedrag beïnvloed door (aantekening in schrift)
Persoonlijke:
1. Demografisch
2. Lifestyle
3. Situationele invloeden
Psychologische:
1. Behoeftes en motieven
2. Perceptie
3. Leerprocessen
4. Persoonlijkheid
5. Attitudes
Sociale factoren:
1. Cultuur
2. Sociale klasse
3. Referentiegroepen
4. Gezinsinvloeden
Week 3
Micro = interne omgeving: alle afdelingen in het bedrijf buiten marketing afdeling (beheersbaar)
Macro = externe omgeving: alle factoren die invloed hebben op resultaat van onderneming (niet
beheersbaar)
Meso = externe omgeving: de bedrijfstak waar je onderneming in zit zoals leveranciers en klanten
(niet beheersbaar)
3 afnemersmarkten (Meso)
Consumenten markt
Zakelijke markt
Institutionele markt
5 krachtenmodel van Porter
, Concrete markt = markt gebonden aan bepaalde plaats waar vragers en aanbieders met elkaar
verhandelen
Abstracte markt = geheel van vraag en aanbod naar bepaalde goederen
Monopolie = een aanbieder van een product op de markt (nadeel = prijs is hoger)
DESTEP =
Demografisch = leeftijd, geslacht, opleidingsniveau, inkomen en gezinsgrote
Trend = vergrijzing
Economisch = iemands koopkracht is afhankelijk van macro-economische invloeden
Trend = koopkracht neemt af
Sociaal culturelen = waarden, gedragsnormen en gewoontes in de samenleving
Trend = meer geld uitgeven aan uiterlijk
Technologisch = technologische ontwikkelingen
Trend = er worden steeds vaker robots gebruikt
Ecologisch = milieu en klimaat
Trend = grondstoffenbehoeften stijgt
Politiek juridisch = wet- en regelgeving
Trend = milieuregels & invoerbeperkingen
4 factoren die vorm van markt bepalen
Aantal aanbieders
Aantal vragers
Aard van het product
Gemak van toetreding
5 marktvormen
Hetrogeen oligopolie (weinig aanbieders veel vragers, anders product)
Homogeen oligopolie (weinig aanbieders veel vraag, zelfde product)
Monopolie (een aanbieder, hoge prijs)
Monopolistische concurrentie (veel aanbieders, ander product)
Volledige mededinging (veel aanbieders veel vragers, zelfde product)
Week 4 deel 1
Marktorganisatie= de koppeling tussen bedrijf en de markt
Week 1
Wat is marketing?
Inspelen op de behoeftes van de klant
Marketing = zorgen voor juiste producten en diensten aanbiedt
Verkoop = te zien kwijt te raken wat op de plank ligt
4 P’s
1. Prijs
2. Product
3. Plaats
4. Promotie
3 R’s
1. Relatie
2. Reputatie
3. Respons
Behoeften = oerinstinct: heb je nodig (dorst)
Wensen = hoe ga je de behoeften invullen (frisdrank)
De vraag = wanneer je gaat aankopen (naar winkel)
Uitgangspunten marketingconcept =
Tevreden klant
Concurrentieanalyse
Marktonderzoek & doelgroep keuze
Winstbijdrage
Consumenten gedrag:
Zoekgedrag = de woorden die de doelgroep gebruikt om te zoeken naar producten of
diensten die te vergelijken zijn met het bedrijf
Koopgedrag = het gedrag wat de consument vertoont als hij iets koopt
Gebruik of verbruik = hoe ze het gebruiken
,Week 2
Keuzegedrag beïnvloed door (aantekening in schrift)
Persoonlijke:
1. Demografisch
2. Lifestyle
3. Situationele invloeden
Psychologische:
1. Behoeftes en motieven
2. Perceptie
3. Leerprocessen
4. Persoonlijkheid
5. Attitudes
Sociale factoren:
1. Cultuur
2. Sociale klasse
3. Referentiegroepen
4. Gezinsinvloeden
Week 3
Micro = interne omgeving: alle afdelingen in het bedrijf buiten marketing afdeling (beheersbaar)
Macro = externe omgeving: alle factoren die invloed hebben op resultaat van onderneming (niet
beheersbaar)
Meso = externe omgeving: de bedrijfstak waar je onderneming in zit zoals leveranciers en klanten
(niet beheersbaar)
3 afnemersmarkten (Meso)
Consumenten markt
Zakelijke markt
Institutionele markt
5 krachtenmodel van Porter
, Concrete markt = markt gebonden aan bepaalde plaats waar vragers en aanbieders met elkaar
verhandelen
Abstracte markt = geheel van vraag en aanbod naar bepaalde goederen
Monopolie = een aanbieder van een product op de markt (nadeel = prijs is hoger)
DESTEP =
Demografisch = leeftijd, geslacht, opleidingsniveau, inkomen en gezinsgrote
Trend = vergrijzing
Economisch = iemands koopkracht is afhankelijk van macro-economische invloeden
Trend = koopkracht neemt af
Sociaal culturelen = waarden, gedragsnormen en gewoontes in de samenleving
Trend = meer geld uitgeven aan uiterlijk
Technologisch = technologische ontwikkelingen
Trend = er worden steeds vaker robots gebruikt
Ecologisch = milieu en klimaat
Trend = grondstoffenbehoeften stijgt
Politiek juridisch = wet- en regelgeving
Trend = milieuregels & invoerbeperkingen
4 factoren die vorm van markt bepalen
Aantal aanbieders
Aantal vragers
Aard van het product
Gemak van toetreding
5 marktvormen
Hetrogeen oligopolie (weinig aanbieders veel vragers, anders product)
Homogeen oligopolie (weinig aanbieders veel vraag, zelfde product)
Monopolie (een aanbieder, hoge prijs)
Monopolistische concurrentie (veel aanbieders, ander product)
Volledige mededinging (veel aanbieders veel vragers, zelfde product)
Week 4 deel 1
Marktorganisatie= de koppeling tussen bedrijf en de markt