Algemene economische
basisprincipes
,Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 Plaatsbepaling en basisbegrippen 3
Hoofdstuk 2 Vraag 5
Hoofdstuk 3 Aanbod 6
Hoofdstuk 4 Markten 8
Hoofdstuk 5 Overheidsingrijpen in markten 10
Hoofdstuk 6 Productie en bestedingen 12
Hoofdstuk 7 Inkomensevenwicht 14
Hoofdstuk 8 Groei en conjunctuur 16
Hoofdstuk 9 Arbeidsmarkt en macro-economisch overheidsbeleid 18
Hoofdstuk 10 Geld, inflatie en financiële markten 20
Hoofdstuk 11 Internationale handel en economische integratie 22
Hoofdstuk 12 Betalingsbalans en valutamarkt 24
, Hoofdstuk 1 Plaatsbepaling en basisbegrippen
1.1 Externe bedrijfsomgeving
De externe omgeving van een bedrijf kan men opdelen in twee omgevingen:
• Macro-omgeving;
• Directe omgeving.
Zie voor de omgevingsfactoren van de twee bovenstaande begrippen de tabel, zie : hfst. 1; blz.
13; Algemene economische basisprincipes; J. de Jong. Deze omgevingsfactoren hebben een
grote invloed op de omzet en het resultaat van een bedrijf en ze zijn grotendeels economisch van
aard.
1.2 Het centrale economische probleem
Het kernprobleem in de economie is schaarste. Dit betekent dat bedrijven en
overheidsinstellingen te weinig middelen hebben om al hun behoeften en doelen te realiseren. Er
moet dan ook een keuze gemaakt worden waar de beschikbare middelen voor worden gebruikt.
De “middelen” geld, tijd en productiemiddelen zijn alternatief aanwendbaar, wat betekent dat ze
voor verschillende doelen gebruikt kunnen worden. Elke keuze brengt kosten met zich mee in de
vorm van opbrengsten van het beste niet gekozen alternatief, deze kosten noemt men alternatieve
kosten of opportunity costs.
Schaarste betekent in de ogen van consumenten dat de potentiële vraag naar goederen en diensten
groter is dan het potentiële aanbod. De mate waarin consumenten met behulp van schaarste,
alternatief aanwendbare middelen in hun behoeften kunnen voorzien, noemt men welvaart. Het
bruto binnenlands product is de totale waarde van de goederen en diensten die in een land worden
geproduceerd. Zonlicht en wind zijn voorbeelden van vrije goederen, ze staan onbeperkt ter
beschikking aan ons.
1.3 Produceren en consumeren
Productiemiddelen worden ook wel productiefactoren genoemd, er zijn vier productiefactoren:
• Ondernemerschap (beloning: winst);
• Arbeid (beloning: loon);
• Natuur (beloning: huur en pacht);
• Kapitaal (beloning: huur).
Bovenstaande beloningen bij elkaar noemt men het primair inkomen waar een tegenprestatie
tegenover staat.
In een land moeten de productie en consumptie op elkaar afgestemd worden, dit noemt men
economische orde, met als doel om zo goed mogelijk te voorzien in de behoeften van consumenten.
Hiervoor moeten er vijf kernvragen beantwoord worden:
• Wie moet er produceren?
• Wat moet er geproduceerd worden?
• Hoe moet er geproduceerd worden?
• Waar vindt de productie plaats?
• Voor wie moet er geproduceerd worden?
Er zijn twee manieren om deze vragen te beantwoorden:
• Het budgetmechanisme
Hierbij speelt de overheid een grote rol, de overheid beslist hoe en wat.
• Het marktmechanisme
Hierbij spelen de prijzen een grote rol, de prijzen zorgen voor evenwicht tussen vraag
3
basisprincipes
,Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 Plaatsbepaling en basisbegrippen 3
Hoofdstuk 2 Vraag 5
Hoofdstuk 3 Aanbod 6
Hoofdstuk 4 Markten 8
Hoofdstuk 5 Overheidsingrijpen in markten 10
Hoofdstuk 6 Productie en bestedingen 12
Hoofdstuk 7 Inkomensevenwicht 14
Hoofdstuk 8 Groei en conjunctuur 16
Hoofdstuk 9 Arbeidsmarkt en macro-economisch overheidsbeleid 18
Hoofdstuk 10 Geld, inflatie en financiële markten 20
Hoofdstuk 11 Internationale handel en economische integratie 22
Hoofdstuk 12 Betalingsbalans en valutamarkt 24
, Hoofdstuk 1 Plaatsbepaling en basisbegrippen
1.1 Externe bedrijfsomgeving
De externe omgeving van een bedrijf kan men opdelen in twee omgevingen:
• Macro-omgeving;
• Directe omgeving.
Zie voor de omgevingsfactoren van de twee bovenstaande begrippen de tabel, zie : hfst. 1; blz.
13; Algemene economische basisprincipes; J. de Jong. Deze omgevingsfactoren hebben een
grote invloed op de omzet en het resultaat van een bedrijf en ze zijn grotendeels economisch van
aard.
1.2 Het centrale economische probleem
Het kernprobleem in de economie is schaarste. Dit betekent dat bedrijven en
overheidsinstellingen te weinig middelen hebben om al hun behoeften en doelen te realiseren. Er
moet dan ook een keuze gemaakt worden waar de beschikbare middelen voor worden gebruikt.
De “middelen” geld, tijd en productiemiddelen zijn alternatief aanwendbaar, wat betekent dat ze
voor verschillende doelen gebruikt kunnen worden. Elke keuze brengt kosten met zich mee in de
vorm van opbrengsten van het beste niet gekozen alternatief, deze kosten noemt men alternatieve
kosten of opportunity costs.
Schaarste betekent in de ogen van consumenten dat de potentiële vraag naar goederen en diensten
groter is dan het potentiële aanbod. De mate waarin consumenten met behulp van schaarste,
alternatief aanwendbare middelen in hun behoeften kunnen voorzien, noemt men welvaart. Het
bruto binnenlands product is de totale waarde van de goederen en diensten die in een land worden
geproduceerd. Zonlicht en wind zijn voorbeelden van vrije goederen, ze staan onbeperkt ter
beschikking aan ons.
1.3 Produceren en consumeren
Productiemiddelen worden ook wel productiefactoren genoemd, er zijn vier productiefactoren:
• Ondernemerschap (beloning: winst);
• Arbeid (beloning: loon);
• Natuur (beloning: huur en pacht);
• Kapitaal (beloning: huur).
Bovenstaande beloningen bij elkaar noemt men het primair inkomen waar een tegenprestatie
tegenover staat.
In een land moeten de productie en consumptie op elkaar afgestemd worden, dit noemt men
economische orde, met als doel om zo goed mogelijk te voorzien in de behoeften van consumenten.
Hiervoor moeten er vijf kernvragen beantwoord worden:
• Wie moet er produceren?
• Wat moet er geproduceerd worden?
• Hoe moet er geproduceerd worden?
• Waar vindt de productie plaats?
• Voor wie moet er geproduceerd worden?
Er zijn twee manieren om deze vragen te beantwoorden:
• Het budgetmechanisme
Hierbij speelt de overheid een grote rol, de overheid beslist hoe en wat.
• Het marktmechanisme
Hierbij spelen de prijzen een grote rol, de prijzen zorgen voor evenwicht tussen vraag
3