Domein 1: Mondelinge taalvaardigheid
Luisterdoel Luisterstrategie
Iets te weten willen komen, geïnteresseerd in Gericht luisteren
bepaald onderdeel specifiek luisteren
Naast grote lijn volgen ook details onthouden Intensief luisteren
volledig beeld
Mening vormen Kritisch luisteren
Grote lijn volgen Globaal luisteren
Spreekdoelen:
- Amuseren: emotie laten beleven
- Informeren: informatie geven
- Instrueren: handeling verrichten
- Overtuigen: overhalen tot een mening
Spreekstrategie:
- Oriënteren op het doel van de spreektaak, het onderwerp, soort spreektaak en op de
gesprekspartner of het publiek
- Reflecteren
- Monitoren
- Evalueren op spreektaak
Sociale taalfuncties communicatieve functie van taal:
- Zelfhandhaving: zelfverdedigen/bezit beschermen
- Zelfsturing: eigen sturing/plan benoemen
- Sturing van anderen: beïnvloeden van gedrag van anderen
- Structurering van het gesprek: mag ik wat zeggen
Cognitieve taalfuncties:
- Rapporteren: benoemen, beschrijven en vergelijken
- Redeneren: chronologisch ordenen, verwoorden middel-/doelrelatie of
oorzaak-/gevolgrelatie, concluderen en probleem oplossen
- Projecteren: kunnen inleven in een ander of situatie en voorspellen
, Mondeling presenteren:
- Oriënteren op inhoud
- Doel en publiek bepalen
- Plannen
- Presenteren
- Reflecteren
Taalverwerving:
- Semantisch aspect: betekenis
- Fonologisch aspect: klanken
- Morfologisch aspect: opbouw woorden: samenstellingen, afleidingen verbuigingen en
vervoegen
- Syntactisch aspect: zinsbouw
- Pragmatisch aspect: gebruiksregels
Theorieën over taalverwerving:
- Creatieve constructietheorie: kinderen imiteren de taal niet, maar beschikken over een
aangeboren taalvermogen waarmee zij op creatieve manier zinnen kunnen opbouwen.
- Interactionele benadering: aangeboren taalleervermogen, maar het taalaanbod van de
omgeving en interactie is belangrijk bij het leren van de taal.
Taalontwikkelingsfasen:
- Prelinguaal:
o Huilen (tot 6 weken)
o Vocaliseren (6 weken tot 4 maand): glimlach, volgen met ogen, klanken (klinkers)
o Vocaal spel: (4 – 7 maanden): omgeving verkennen, meer intonatie, toonhoogte,
luidheid, geluiden na elkaar.
o Brabbelen (7/8 - 12 maanden): moedertaalfilter, opeenvolgen van identieke
lettergrepen in één ademhalingscyclus
- Linguaal:
o Vroeglinguale fase (1-2,5 jaar): eenwoordzin, tweewoordzin, meerwoordzin
o Differentiatiefase (2,5 – 5 jaar): reeds verworven aspecten uitbouwen en verfijnen,
ook nieuwe aspecten aan bod
o Voltooiingsfase (> 5 jaar): geen nieuwe mondelinge taalvaardigheden, puntjes op de i
Simultane en successieve tweetaligheid
- Simultaan: je verwerft tegelijk met je moedertaal een andere taal
- Successief: je leert tweede taal na een eerste taal
Interferentiefout: ten onrechte (vaak onbewust) toepassen van regels die bij een moedertaal
behoren op een andere, tweede taal
Communicatieve situatie:
- Grammaticale competentie: fonologisch en syntactisch vaardigheid + grote woordenschat
- Tekstuele competentie: opbouw tekst doorzien en structureren
- Strategische competentie: strategieën hanteren om communicatieve doelen te bereiken
- Functionele competentie: taalgebruik aanpassen aan context
Receptieve woordenschat: begrijpen van woorden
Productieve woordenschat: spreken van woorden
Luisterdoel Luisterstrategie
Iets te weten willen komen, geïnteresseerd in Gericht luisteren
bepaald onderdeel specifiek luisteren
Naast grote lijn volgen ook details onthouden Intensief luisteren
volledig beeld
Mening vormen Kritisch luisteren
Grote lijn volgen Globaal luisteren
Spreekdoelen:
- Amuseren: emotie laten beleven
- Informeren: informatie geven
- Instrueren: handeling verrichten
- Overtuigen: overhalen tot een mening
Spreekstrategie:
- Oriënteren op het doel van de spreektaak, het onderwerp, soort spreektaak en op de
gesprekspartner of het publiek
- Reflecteren
- Monitoren
- Evalueren op spreektaak
Sociale taalfuncties communicatieve functie van taal:
- Zelfhandhaving: zelfverdedigen/bezit beschermen
- Zelfsturing: eigen sturing/plan benoemen
- Sturing van anderen: beïnvloeden van gedrag van anderen
- Structurering van het gesprek: mag ik wat zeggen
Cognitieve taalfuncties:
- Rapporteren: benoemen, beschrijven en vergelijken
- Redeneren: chronologisch ordenen, verwoorden middel-/doelrelatie of
oorzaak-/gevolgrelatie, concluderen en probleem oplossen
- Projecteren: kunnen inleven in een ander of situatie en voorspellen
, Mondeling presenteren:
- Oriënteren op inhoud
- Doel en publiek bepalen
- Plannen
- Presenteren
- Reflecteren
Taalverwerving:
- Semantisch aspect: betekenis
- Fonologisch aspect: klanken
- Morfologisch aspect: opbouw woorden: samenstellingen, afleidingen verbuigingen en
vervoegen
- Syntactisch aspect: zinsbouw
- Pragmatisch aspect: gebruiksregels
Theorieën over taalverwerving:
- Creatieve constructietheorie: kinderen imiteren de taal niet, maar beschikken over een
aangeboren taalvermogen waarmee zij op creatieve manier zinnen kunnen opbouwen.
- Interactionele benadering: aangeboren taalleervermogen, maar het taalaanbod van de
omgeving en interactie is belangrijk bij het leren van de taal.
Taalontwikkelingsfasen:
- Prelinguaal:
o Huilen (tot 6 weken)
o Vocaliseren (6 weken tot 4 maand): glimlach, volgen met ogen, klanken (klinkers)
o Vocaal spel: (4 – 7 maanden): omgeving verkennen, meer intonatie, toonhoogte,
luidheid, geluiden na elkaar.
o Brabbelen (7/8 - 12 maanden): moedertaalfilter, opeenvolgen van identieke
lettergrepen in één ademhalingscyclus
- Linguaal:
o Vroeglinguale fase (1-2,5 jaar): eenwoordzin, tweewoordzin, meerwoordzin
o Differentiatiefase (2,5 – 5 jaar): reeds verworven aspecten uitbouwen en verfijnen,
ook nieuwe aspecten aan bod
o Voltooiingsfase (> 5 jaar): geen nieuwe mondelinge taalvaardigheden, puntjes op de i
Simultane en successieve tweetaligheid
- Simultaan: je verwerft tegelijk met je moedertaal een andere taal
- Successief: je leert tweede taal na een eerste taal
Interferentiefout: ten onrechte (vaak onbewust) toepassen van regels die bij een moedertaal
behoren op een andere, tweede taal
Communicatieve situatie:
- Grammaticale competentie: fonologisch en syntactisch vaardigheid + grote woordenschat
- Tekstuele competentie: opbouw tekst doorzien en structureren
- Strategische competentie: strategieën hanteren om communicatieve doelen te bereiken
- Functionele competentie: taalgebruik aanpassen aan context
Receptieve woordenschat: begrijpen van woorden
Productieve woordenschat: spreken van woorden