Samenvatting probleem 4
Situationisme
Volgens het situationisme is er weinig stabiliteit in persoonlijkheid omdat gedrag bijna
geheel bepaald wordt door situationele variabelen.
Het geloof dat er weinig stabiliteit in persoonlijkheid zit berust op drie grote bronnen van
bewijs:
1. Wanneer gedrag in een situatie correleert met gedrag in een andere situatie, dan is
de correlatie zo klein dat ze door Mischel gerefereerd worden als
persoonlijkheidscoëfficiënten.
2. Een tweede bron van bewijs bestaat uit gevonden uitkomsten van de verdeling van
variatie in analyse van variatie designs. Deze procedure was onafhankelijk
geïntroduceerd in de beoordeling van stabiliteit in persoonlijkheid door Raush en zijn
collega’s. Zij en anderen hebben sindsdien laten zien dat de variantie toerekenbaar
aan individuele verschillen meestal veel kleiner is dan de varianties toerekenbaar aan
situaties en de interactie van individuen en situaties.
3. Een derde bron van bewijs is dat wanneer mensen anderen beoordelen, zij geneigd
zijn meer stabiliteit toeschrijven aan individuen in verschillende situaties dan
objectief gerechtvaardigd is.
Situationisten geloofden dat correlaties tussen trekken en gedrag laag waren omdat
situationele variabelen het effect van persoonlijkheid overweldigen.
Echter is uit een studie gebleken dat correlaties tussen situaties en gedrag even groot waren
als correlaties tussen persoonlijkheid en gedrag.
Wat instabiliteit is op een fenotypisch level kan stabiliteit zijn op een genotypisch level.
De situationist houdt zich bezig met de algemene effecten van situaties over een steekproef
van individuen.
Het gebruik van moderator variabelen (Een moderator is een statistische variabele die de
relatie tussen twee andere variabelen verandert) zou de betrouwbaarheid van de coëfficiënten
vergroten.
Interactionisme
Volgens interactionisten is de vraag of de situatie of de persoon belangrijker is niet relevant
omdat gedrag altijd een gezamenlijke functie is van de persoon en de situatie. Het is een
compromis tussen de trait positie en het de situationisten positie; het erkent het bestaan
van gedragsstabiliteit maar alleen binnen situationele beperkingen.
Volgens het interactionisme zijn personen en situaties van elkaar afhankelijk. De cognities
en perceptuele processen van het individu en de objectieve karakteristieken van de
stimulus, bepalen samen de betekenis van de stimulus. Vanuit dit standpunt kan gedrag het
best gezien worden als een transactie tussen de persoon en de stimulus, ieder beïnvloedt de
ander.
Om gedrag te begrijpen en voorspellen is het even belangrijk om een classificatiesysteem te
hebben voor situaties als voor individuen, en meest belangrijk, weten hoe individuen
verschillende soorten situaties interpreteren.
1
Situationisme
Volgens het situationisme is er weinig stabiliteit in persoonlijkheid omdat gedrag bijna
geheel bepaald wordt door situationele variabelen.
Het geloof dat er weinig stabiliteit in persoonlijkheid zit berust op drie grote bronnen van
bewijs:
1. Wanneer gedrag in een situatie correleert met gedrag in een andere situatie, dan is
de correlatie zo klein dat ze door Mischel gerefereerd worden als
persoonlijkheidscoëfficiënten.
2. Een tweede bron van bewijs bestaat uit gevonden uitkomsten van de verdeling van
variatie in analyse van variatie designs. Deze procedure was onafhankelijk
geïntroduceerd in de beoordeling van stabiliteit in persoonlijkheid door Raush en zijn
collega’s. Zij en anderen hebben sindsdien laten zien dat de variantie toerekenbaar
aan individuele verschillen meestal veel kleiner is dan de varianties toerekenbaar aan
situaties en de interactie van individuen en situaties.
3. Een derde bron van bewijs is dat wanneer mensen anderen beoordelen, zij geneigd
zijn meer stabiliteit toeschrijven aan individuen in verschillende situaties dan
objectief gerechtvaardigd is.
Situationisten geloofden dat correlaties tussen trekken en gedrag laag waren omdat
situationele variabelen het effect van persoonlijkheid overweldigen.
Echter is uit een studie gebleken dat correlaties tussen situaties en gedrag even groot waren
als correlaties tussen persoonlijkheid en gedrag.
Wat instabiliteit is op een fenotypisch level kan stabiliteit zijn op een genotypisch level.
De situationist houdt zich bezig met de algemene effecten van situaties over een steekproef
van individuen.
Het gebruik van moderator variabelen (Een moderator is een statistische variabele die de
relatie tussen twee andere variabelen verandert) zou de betrouwbaarheid van de coëfficiënten
vergroten.
Interactionisme
Volgens interactionisten is de vraag of de situatie of de persoon belangrijker is niet relevant
omdat gedrag altijd een gezamenlijke functie is van de persoon en de situatie. Het is een
compromis tussen de trait positie en het de situationisten positie; het erkent het bestaan
van gedragsstabiliteit maar alleen binnen situationele beperkingen.
Volgens het interactionisme zijn personen en situaties van elkaar afhankelijk. De cognities
en perceptuele processen van het individu en de objectieve karakteristieken van de
stimulus, bepalen samen de betekenis van de stimulus. Vanuit dit standpunt kan gedrag het
best gezien worden als een transactie tussen de persoon en de stimulus, ieder beïnvloedt de
ander.
Om gedrag te begrijpen en voorspellen is het even belangrijk om een classificatiesysteem te
hebben voor situaties als voor individuen, en meest belangrijk, weten hoe individuen
verschillende soorten situaties interpreteren.
1