Geschiedenis samenvatting Amerika katern
H1 Een jonge natie en haar grondwet
Paragraaf 1 De staatsinrichting van de VS
In 1776 werden de Verenigde Staten van Amerika uitgeroepen aan de oostkust door de Britse
kolonies. Hun onafhankelijkheidsverklaring was gebaseerd op de verlichte principes van vrijheid en
gelijkheid. De VS waren ontstaan uit een opstand tegen het Britse moederland. De Amerikanen
kwamen in verzet omdat de Britse overheid hen belastingen liet betalen zonder dat ze mochten mee
beslissen. De VS was de eerste jaren een bond van soevereine staten. Ze hadden geen staatshoofd
en geen hoofdstad. Er was wel een nationale regering, elke staat had hierin 1 stem. Ze mochten geen
belastingen heffen en konden alleen beslissingen nemen met een ruime meerderheid in deze
regering. Dit werkte na een tijd niet meer, dus kwamen er nieuwe afspraken. De Founding Fathers
van de 55 staten werden het eens over de nieuwe grondwet. sinds 1787 is de grondwet aangevuld en
gewijzigd door amendementen. De eerste 10 staan bekend als de Bill of Rights, in 1791 aangenomen.
Hierin waren de rechten van de burgers vastgelegd o.a. wapenbezit en vrijheid van meningsuiting.
Later kwam ook het kiesrecht. Eerst de blanken en na afschaffing van slavernij ook de zwarten alleen
kon dit tot 1960 in praktijk toch niet. De VS heeft de oudste grondwet ter wereld.
Volgens de Amerikaanse grondwet zijn de VS een federatie. De soevereiniteit is verdeeld tussen de
federale overheid en de deelstaten. Elke deelstaat heeft een eigen regering, parlement, rechtspraak,
politie en onderwijs. De federale regering gaat over de buitenlandse politiek, defensie, financiën en
het economisch verkeer tussen de deelstaten. De organisatie van de federale overheid is gebaseerd
op de Trias Politica. 3 machten: wetgevend, rechtsprekend en uitvoerend. Zo kon macht niet worden
misbruikt. Zo waren ze gescheiden en konden ze elkaar controleren. De uitvoerende macht is de
president, de regeringsmacht. Hij is het staatshoofd, regeringsleider en opperbevelhebber van de
strijdkrachten. Hij benoemt ook ministers, belangrijkste ambtenaren en hoogste rechters. De
wetgevende macht is het Congres, bestaand uit de Senaat en het huis van Afgevaardigden. In de
Senaat hebben alle deelstaten twee vertegenwoordigers: gebaseerd op inwoneraantal. Het Congres
is een belangrijk middel om als deelstaat je belang in te brengen en de overheid in toom te houden.
Ze controleren de regering.
De president en zijn ministers doen wetsvoorstellen en stellen begrotingen op maar die moeten
worden goedgekeurd door het Congres. De president kan ook tegen hun beslissing een veto
uitspreken. Het Congres kan de president ook afzetten in het ergste geval. Dan wordt er een
impeachment procedure begonnen. President wordt ook gecontroleerd door het federale
Hooggerechtshof, de hoogste rechterlijke macht. Opperrechters kunnen wetten en besluiten
verbieden die in strijd zijn met de grondwet. De macht van de president nam pas toe in de 20 e eeuw
en kwam doordat de VS een grote rol ging spelen in wereldpolitiek. Sommigen vinden het evenwicht
verstoord, imperial presidency. Toch is zijn macht beperkt en kunnen deelstaten eigen wetten
aannemen en zo macht van federale overheid beperken.
VS heeft een tweepartijenstelsel: Democratische Partij en de Republikeinen. Dit is zo sinds 1852 en
zijn lossere partijen dan in Nederland. Congresleden worden gekozen door kiezers in hun eigen staat.
Beiden partijen hebben vele verschillende politieke ideeën. De Republikeinen waren over het
algemeen progressiever in de 19e eeuw en waren tegen slavernij en wilde gelijkheid. Sinds 1930 was
dit andersom en wilde de Democraten sociale wetgeving en federaal overheidsingrijpen in de
economie. De Republikeinse Partij werd de partij van het bedrijfsleven en conservatieve burgers.
, Paragraaf 2 Van grondwet tot burgeroorlog
De VS bestond in 1789 uit een smalle strook aan de Oostkust. In de rest van het land woonden de
indianen. De samenleving was erg agrarisch en er waren geen grote steden. In 1861 brak de
burgeroorlog en bleef de VS vooral agrarisch. Het land maakte in die tijd wel een ontwikkeling door
en werd groter + de bevolking ook. Sinds 1830 was de grens, Frontier, opgeschoven. Dit was de grens
tussen blank bewoond gebied en de indianen. In 1860 was de helft van het continent in handen van
de blanken. De snelle uitbreiding na 1830 had te maken met de groeiende immigratie vanuit Europa
en de ontwikkeling van spoorwegen. Zo ontwikkelde ook de landbouw. Het grootste deel van
agrarische productie werd verkocht. Ook kwam er in 1820 een industriele revolutie. Er begonnen
sociale verschillen te ontstaan, een rijke bovenlaag en een arme arbeidersklasse.
De Amerikaanse bevolking was vooral liberaal en nationalistisch. Als je hard werkte, kreeg je veel
kansen in het land. Protestants was de overheersende godsdienst ondanks dat er veel katholieken
vanaf 1840 uit o.a. Ierland kwamen. In 1845 werd het Manifest Destiny geschreven om het hele
continent te ontwikkelen. Ook de buitenlands politiek ging uit van het idee dat Amerika voor de
Amerikanen was, Monroe-doctrine, Europese mogendheden mochten zich niet met het Amerikaanse
continent bemoeien. Andersom deed Amerika dit ook niet. De economische politiek was liberaal en
particulieren kregen alle ruimte. De in het noordoosten opkomende industrie werd beschermd met
hoge invoertarieven door de federale overheid om zich te weren tegen de Britten.
De hoge invoerrechten waren een oorzaak van toenemende spanningen tussen het noorden en het
zuiden. De zuidelijke deelstaten hadden geen industrie, voor hen brachten de importtarieven geen
voordelen alleen hogere prijzen. Het zuiden begon met een eigen ontwikkeling, katoenteelt. Ze
gingen produceren voor de groeiende Britse textielindustrie. Voor het zware werk op de plantages
werden zwarte slaven gebruikt. Eerst werden ze door plantagehouders uit Afrika gehaald. In 1808
werd de handel echter verboden. Vruchtbare slavinnen waren hierdoor erg gewild. In het noorden
was slavernij al verboden. Zo kwam er nog meer verdeeldheid tussen noord en zuid. Er ontstond in
het noorden een abolitionistische beweging, het volledig willen afschaffen van slavernij. In 1860
stonden de presidentsverkiezingen hier volledig van in het teken. In 1861 brak dus ook hierover de
burgeroorlog uit. President Lincoln werd tijden deze oorlog ook doodgeschoten, als wraak van het
afschaffen van slavernij. Kort voor zijn dood werd het 13 e amendement namelijk aangenomen,
slavernij werd in de hele VS verboden
Hoofdstuk 2 De VS worden een wereldmacht
Paragraaf 1 De VS worden een industrienatie
Na de Amerikaanse Burgeroorlog begon een periode van stormachtige groei. De bevolking nam toe
en er kwamen veel migranten naar Amerika. Amerika werd ook een industriele samenleving. De
industriele productie nam toe maar ook de landbouw breidde zich uit en steden groeiden. De
omstandigheden voor de versnelde industrialisatie waren gunstig. De VS waren rijk aan grondstoffen
als o.a. steenkool en door de immigratie kon de industrie beschikken over een eindeloosheid aan
goedkope arbeiders. Een hoofdrol speelden de spoorwegen. In 1869 kwam de eerste spoorlijn tussen
de Atlantische en Stille Oceaan. Dankzij de trein ontstond 1 nationale markt. Over het spoor konden
producten vanuit alle hoeken van het land naar willekeurige plekken vervoerd worden. De
spoorwegmaatschappijen zorgden er ook voor dat de woeste grond werd gebruikt. Ze kregen voor
hun bouwactiviteiten van de federale overheid enorm grote landen. Met reclamecampagnes
verleidden ze Europeanen en Amerikanen de grond te kopen en te ontginnen. Na de burgeroorlog
H1 Een jonge natie en haar grondwet
Paragraaf 1 De staatsinrichting van de VS
In 1776 werden de Verenigde Staten van Amerika uitgeroepen aan de oostkust door de Britse
kolonies. Hun onafhankelijkheidsverklaring was gebaseerd op de verlichte principes van vrijheid en
gelijkheid. De VS waren ontstaan uit een opstand tegen het Britse moederland. De Amerikanen
kwamen in verzet omdat de Britse overheid hen belastingen liet betalen zonder dat ze mochten mee
beslissen. De VS was de eerste jaren een bond van soevereine staten. Ze hadden geen staatshoofd
en geen hoofdstad. Er was wel een nationale regering, elke staat had hierin 1 stem. Ze mochten geen
belastingen heffen en konden alleen beslissingen nemen met een ruime meerderheid in deze
regering. Dit werkte na een tijd niet meer, dus kwamen er nieuwe afspraken. De Founding Fathers
van de 55 staten werden het eens over de nieuwe grondwet. sinds 1787 is de grondwet aangevuld en
gewijzigd door amendementen. De eerste 10 staan bekend als de Bill of Rights, in 1791 aangenomen.
Hierin waren de rechten van de burgers vastgelegd o.a. wapenbezit en vrijheid van meningsuiting.
Later kwam ook het kiesrecht. Eerst de blanken en na afschaffing van slavernij ook de zwarten alleen
kon dit tot 1960 in praktijk toch niet. De VS heeft de oudste grondwet ter wereld.
Volgens de Amerikaanse grondwet zijn de VS een federatie. De soevereiniteit is verdeeld tussen de
federale overheid en de deelstaten. Elke deelstaat heeft een eigen regering, parlement, rechtspraak,
politie en onderwijs. De federale regering gaat over de buitenlandse politiek, defensie, financiën en
het economisch verkeer tussen de deelstaten. De organisatie van de federale overheid is gebaseerd
op de Trias Politica. 3 machten: wetgevend, rechtsprekend en uitvoerend. Zo kon macht niet worden
misbruikt. Zo waren ze gescheiden en konden ze elkaar controleren. De uitvoerende macht is de
president, de regeringsmacht. Hij is het staatshoofd, regeringsleider en opperbevelhebber van de
strijdkrachten. Hij benoemt ook ministers, belangrijkste ambtenaren en hoogste rechters. De
wetgevende macht is het Congres, bestaand uit de Senaat en het huis van Afgevaardigden. In de
Senaat hebben alle deelstaten twee vertegenwoordigers: gebaseerd op inwoneraantal. Het Congres
is een belangrijk middel om als deelstaat je belang in te brengen en de overheid in toom te houden.
Ze controleren de regering.
De president en zijn ministers doen wetsvoorstellen en stellen begrotingen op maar die moeten
worden goedgekeurd door het Congres. De president kan ook tegen hun beslissing een veto
uitspreken. Het Congres kan de president ook afzetten in het ergste geval. Dan wordt er een
impeachment procedure begonnen. President wordt ook gecontroleerd door het federale
Hooggerechtshof, de hoogste rechterlijke macht. Opperrechters kunnen wetten en besluiten
verbieden die in strijd zijn met de grondwet. De macht van de president nam pas toe in de 20 e eeuw
en kwam doordat de VS een grote rol ging spelen in wereldpolitiek. Sommigen vinden het evenwicht
verstoord, imperial presidency. Toch is zijn macht beperkt en kunnen deelstaten eigen wetten
aannemen en zo macht van federale overheid beperken.
VS heeft een tweepartijenstelsel: Democratische Partij en de Republikeinen. Dit is zo sinds 1852 en
zijn lossere partijen dan in Nederland. Congresleden worden gekozen door kiezers in hun eigen staat.
Beiden partijen hebben vele verschillende politieke ideeën. De Republikeinen waren over het
algemeen progressiever in de 19e eeuw en waren tegen slavernij en wilde gelijkheid. Sinds 1930 was
dit andersom en wilde de Democraten sociale wetgeving en federaal overheidsingrijpen in de
economie. De Republikeinse Partij werd de partij van het bedrijfsleven en conservatieve burgers.
, Paragraaf 2 Van grondwet tot burgeroorlog
De VS bestond in 1789 uit een smalle strook aan de Oostkust. In de rest van het land woonden de
indianen. De samenleving was erg agrarisch en er waren geen grote steden. In 1861 brak de
burgeroorlog en bleef de VS vooral agrarisch. Het land maakte in die tijd wel een ontwikkeling door
en werd groter + de bevolking ook. Sinds 1830 was de grens, Frontier, opgeschoven. Dit was de grens
tussen blank bewoond gebied en de indianen. In 1860 was de helft van het continent in handen van
de blanken. De snelle uitbreiding na 1830 had te maken met de groeiende immigratie vanuit Europa
en de ontwikkeling van spoorwegen. Zo ontwikkelde ook de landbouw. Het grootste deel van
agrarische productie werd verkocht. Ook kwam er in 1820 een industriele revolutie. Er begonnen
sociale verschillen te ontstaan, een rijke bovenlaag en een arme arbeidersklasse.
De Amerikaanse bevolking was vooral liberaal en nationalistisch. Als je hard werkte, kreeg je veel
kansen in het land. Protestants was de overheersende godsdienst ondanks dat er veel katholieken
vanaf 1840 uit o.a. Ierland kwamen. In 1845 werd het Manifest Destiny geschreven om het hele
continent te ontwikkelen. Ook de buitenlands politiek ging uit van het idee dat Amerika voor de
Amerikanen was, Monroe-doctrine, Europese mogendheden mochten zich niet met het Amerikaanse
continent bemoeien. Andersom deed Amerika dit ook niet. De economische politiek was liberaal en
particulieren kregen alle ruimte. De in het noordoosten opkomende industrie werd beschermd met
hoge invoertarieven door de federale overheid om zich te weren tegen de Britten.
De hoge invoerrechten waren een oorzaak van toenemende spanningen tussen het noorden en het
zuiden. De zuidelijke deelstaten hadden geen industrie, voor hen brachten de importtarieven geen
voordelen alleen hogere prijzen. Het zuiden begon met een eigen ontwikkeling, katoenteelt. Ze
gingen produceren voor de groeiende Britse textielindustrie. Voor het zware werk op de plantages
werden zwarte slaven gebruikt. Eerst werden ze door plantagehouders uit Afrika gehaald. In 1808
werd de handel echter verboden. Vruchtbare slavinnen waren hierdoor erg gewild. In het noorden
was slavernij al verboden. Zo kwam er nog meer verdeeldheid tussen noord en zuid. Er ontstond in
het noorden een abolitionistische beweging, het volledig willen afschaffen van slavernij. In 1860
stonden de presidentsverkiezingen hier volledig van in het teken. In 1861 brak dus ook hierover de
burgeroorlog uit. President Lincoln werd tijden deze oorlog ook doodgeschoten, als wraak van het
afschaffen van slavernij. Kort voor zijn dood werd het 13 e amendement namelijk aangenomen,
slavernij werd in de hele VS verboden
Hoofdstuk 2 De VS worden een wereldmacht
Paragraaf 1 De VS worden een industrienatie
Na de Amerikaanse Burgeroorlog begon een periode van stormachtige groei. De bevolking nam toe
en er kwamen veel migranten naar Amerika. Amerika werd ook een industriele samenleving. De
industriele productie nam toe maar ook de landbouw breidde zich uit en steden groeiden. De
omstandigheden voor de versnelde industrialisatie waren gunstig. De VS waren rijk aan grondstoffen
als o.a. steenkool en door de immigratie kon de industrie beschikken over een eindeloosheid aan
goedkope arbeiders. Een hoofdrol speelden de spoorwegen. In 1869 kwam de eerste spoorlijn tussen
de Atlantische en Stille Oceaan. Dankzij de trein ontstond 1 nationale markt. Over het spoor konden
producten vanuit alle hoeken van het land naar willekeurige plekken vervoerd worden. De
spoorwegmaatschappijen zorgden er ook voor dat de woeste grond werd gebruikt. Ze kregen voor
hun bouwactiviteiten van de federale overheid enorm grote landen. Met reclamecampagnes
verleidden ze Europeanen en Amerikanen de grond te kopen en te ontginnen. Na de burgeroorlog