Het centrale deel van het skelet wordt gevormd door :
- de schedel
- de borstkas
- de wervelkolom
Deze 3 samen noem je de lichaamsas.
De botten van de lichaamsas vormen een stevig omhulsel. Deze omhulsel beschermt de vitale
en kwetsbare organen, zoals hersenen, ruggenmerg, de hart en longen.
De botten van de ledematen zitten vast aan lichaamsas.
Door de beweeglijkheid van de botten kan je met je romp en ledematen (extremiteiten)
bewegingen maken.
Het skelet heeft de volgende functies :
- Ondersteuning
- Aanhechting (Spieren)
- Beweging
- Bescherming
- Vorming van bloedcellen
- Opslag
Botten kunnen heel erg van elkaar verschillen in afmeting en vorm, maar ze hebben ook een
aantal gemeenschappelijke kenmerken.
Bouw van het bot : Botweefsel is een steunweefsel met de stevige tussenstof matrix.
70% hiervan bestaat uit kalkzouten en de rest bestaat uit collageen vezels ; deze geven de bot
een zekere veerkracht.
Delen van het bot :
- botvlies (periost) Het is een taai vlies van straf bindweefsel. Het botvlies voorziet het bot
van bloed door middel van aanvoerende en afvoerende bloedvaten.
- compact botweefsel (Substantia compacta) Is vrij massief doordat de botbuizen dicht
tegen elkaar aan liggen. Een botbuis (osteon) is een lange buis van botweefsel met in
het centrum een holte. (haverskanaal) Hier door heen lopen de bloedvaten.
- sponsachtig botweefsel (substantia spongiosa) Een netwerk van beenbalkjes. De balkjes
worden gescheiden met holten. In de holten worden nieuwe bloedcellen gevormd.
, Bot afbraak en bot opbouw
Bot vretende cellen (osteoclasten) zijn grote bindweefselcellen die zuren en enzymen
afscheiden. Deze breken het botweefsel van een botbuis af.
Tegelijkertijd zijn de bot vormende cellen (osteoblasten) actief. Dit zijn bindweefselcellen die
tussencelstof voor een nieuwe botbuis vormen.
Tegen de tijd dat er nieuwe botbuis gevormd is, zijn de bot vretende cellen uitgewerkt en zijn ze
verandert in botcellen (osteocyten) Osteocyten zorgen voor het onderhoud van het botweefsel.
Indeling van de botten
Pijpbeenderen : pijlvormige, slanke botten. Ze zijn altijd langer dan breed. Het vrij dunne
middengedeelte heet de schacht (diafyse). De buitenkant bestaat uit compact botweefsel.
Daarbinnen een dunne laag sponsachtig botweefsel. Verder is het binnen hol (mergholte). In de
mergholte zit geel beenmerg (vetweefsel).
Het brede uiteinde van een pijpbeen heet de epifyse. Groot deel bestaat het uit sponsachtig
botweefsel. Met aan de buitenkant compact botweefsel.
Ze komen alleen in ledematen voor.
Pijpbeenderen van de arm en de hand :
- het opperarmbeen
- de ellepijp
- het spaakbeen
- de middenhandvoetjes
- de vingerkootjes
Pijpbeenderen van het been en de voet:
- het dijbeen
- het scheenbeen
- het kuitbeen
- de middenvoetbeentjes
- de teenkootjes
____________________________________________________________________________
__
Platte beenderen : zijn breed en lang. Ze zijn altijd plat. Door hun grote oppervlak zijn platte
beenderen zeer geschikt voor de aanhechting van spieren. Sommige beschermen de
onderliggende organen.
, Platte beenderen:
- de schedelbeenderen
- de schouderbladen
- de heupbeenderen
- de ribben
- de borstbeen
____________________________________________________________________________
__
Korte beenderen : zijn vrij klein en meestal even lang als breed. de kleine, bijna massieve botjes
zijn heel geschikt om de krachten te verdelen die ontstaan bij mechanische belasting.
Korte beenderen:
- de handwortelbeentjes
- de voetwortelbeentjes
- de knieschijven
____________________________________________________________________________
__
Onregelmatige beenderen : deze kunnen uiteenlopende vormen en functies hebben. Ze zijn
daarom niet in de bovenstaande groepen te verdelen.
Onregelmatige beenderen:
- de bovenkaak
- de onderkaak
- de gebitselementen
- de wervels
- het tongbeen
- de botten aan de basis van de schedel
____________________________________________________________________________
__
Botverbindingen
Deze verbindingen zitten op alle plaatsen waar twee botten contact maken met elkaar. De bouw
en de structuur van de verbinding bepalen de manier waarop de botten ten opzichte van elkaar
kunnen bewegen.
Als een beweging niet nodig is of zelfs gevaarlijk, dan is de verbinding heel sterk of
nauwelijks/niet beweeglijk.
Als er juist wel bewegingen nodig zijn, bestaat de verbinding uit een gewricht.
Er zijn drie groepen verbindingen:
- bindweefselverbindingen
- de schedel
- de borstkas
- de wervelkolom
Deze 3 samen noem je de lichaamsas.
De botten van de lichaamsas vormen een stevig omhulsel. Deze omhulsel beschermt de vitale
en kwetsbare organen, zoals hersenen, ruggenmerg, de hart en longen.
De botten van de ledematen zitten vast aan lichaamsas.
Door de beweeglijkheid van de botten kan je met je romp en ledematen (extremiteiten)
bewegingen maken.
Het skelet heeft de volgende functies :
- Ondersteuning
- Aanhechting (Spieren)
- Beweging
- Bescherming
- Vorming van bloedcellen
- Opslag
Botten kunnen heel erg van elkaar verschillen in afmeting en vorm, maar ze hebben ook een
aantal gemeenschappelijke kenmerken.
Bouw van het bot : Botweefsel is een steunweefsel met de stevige tussenstof matrix.
70% hiervan bestaat uit kalkzouten en de rest bestaat uit collageen vezels ; deze geven de bot
een zekere veerkracht.
Delen van het bot :
- botvlies (periost) Het is een taai vlies van straf bindweefsel. Het botvlies voorziet het bot
van bloed door middel van aanvoerende en afvoerende bloedvaten.
- compact botweefsel (Substantia compacta) Is vrij massief doordat de botbuizen dicht
tegen elkaar aan liggen. Een botbuis (osteon) is een lange buis van botweefsel met in
het centrum een holte. (haverskanaal) Hier door heen lopen de bloedvaten.
- sponsachtig botweefsel (substantia spongiosa) Een netwerk van beenbalkjes. De balkjes
worden gescheiden met holten. In de holten worden nieuwe bloedcellen gevormd.
, Bot afbraak en bot opbouw
Bot vretende cellen (osteoclasten) zijn grote bindweefselcellen die zuren en enzymen
afscheiden. Deze breken het botweefsel van een botbuis af.
Tegelijkertijd zijn de bot vormende cellen (osteoblasten) actief. Dit zijn bindweefselcellen die
tussencelstof voor een nieuwe botbuis vormen.
Tegen de tijd dat er nieuwe botbuis gevormd is, zijn de bot vretende cellen uitgewerkt en zijn ze
verandert in botcellen (osteocyten) Osteocyten zorgen voor het onderhoud van het botweefsel.
Indeling van de botten
Pijpbeenderen : pijlvormige, slanke botten. Ze zijn altijd langer dan breed. Het vrij dunne
middengedeelte heet de schacht (diafyse). De buitenkant bestaat uit compact botweefsel.
Daarbinnen een dunne laag sponsachtig botweefsel. Verder is het binnen hol (mergholte). In de
mergholte zit geel beenmerg (vetweefsel).
Het brede uiteinde van een pijpbeen heet de epifyse. Groot deel bestaat het uit sponsachtig
botweefsel. Met aan de buitenkant compact botweefsel.
Ze komen alleen in ledematen voor.
Pijpbeenderen van de arm en de hand :
- het opperarmbeen
- de ellepijp
- het spaakbeen
- de middenhandvoetjes
- de vingerkootjes
Pijpbeenderen van het been en de voet:
- het dijbeen
- het scheenbeen
- het kuitbeen
- de middenvoetbeentjes
- de teenkootjes
____________________________________________________________________________
__
Platte beenderen : zijn breed en lang. Ze zijn altijd plat. Door hun grote oppervlak zijn platte
beenderen zeer geschikt voor de aanhechting van spieren. Sommige beschermen de
onderliggende organen.
, Platte beenderen:
- de schedelbeenderen
- de schouderbladen
- de heupbeenderen
- de ribben
- de borstbeen
____________________________________________________________________________
__
Korte beenderen : zijn vrij klein en meestal even lang als breed. de kleine, bijna massieve botjes
zijn heel geschikt om de krachten te verdelen die ontstaan bij mechanische belasting.
Korte beenderen:
- de handwortelbeentjes
- de voetwortelbeentjes
- de knieschijven
____________________________________________________________________________
__
Onregelmatige beenderen : deze kunnen uiteenlopende vormen en functies hebben. Ze zijn
daarom niet in de bovenstaande groepen te verdelen.
Onregelmatige beenderen:
- de bovenkaak
- de onderkaak
- de gebitselementen
- de wervels
- het tongbeen
- de botten aan de basis van de schedel
____________________________________________________________________________
__
Botverbindingen
Deze verbindingen zitten op alle plaatsen waar twee botten contact maken met elkaar. De bouw
en de structuur van de verbinding bepalen de manier waarop de botten ten opzichte van elkaar
kunnen bewegen.
Als een beweging niet nodig is of zelfs gevaarlijk, dan is de verbinding heel sterk of
nauwelijks/niet beweeglijk.
Als er juist wel bewegingen nodig zijn, bestaat de verbinding uit een gewricht.
Er zijn drie groepen verbindingen:
- bindweefselverbindingen