Artikel 1 – Verschueren (2001)
Longitudinale studie waarin de links tussen zelfpresentatie van kinderen op 5
en hun zelf-percepties, socio-emotionele competentie (volgens leerkracht) en
peer acceptance op 8 jaar worden onderzocht
Op 5 jaar: zelfrepresentaties werden door de Puppet Interview gemeten.
Onderzoeksvragen: geven kinderen met positief zelfmodel op 5 jaar (PI)… dan
met een negatief zelfmodel op 5 jaar?
1. Meer positieve zelfevaluaties op 8 jaar
2. Een grotere zelfverzekerdheid in gedrag en een hogere sociaal-emotionele
competentie volgens de leerkracht op 8 j
3. Een betere aanvaarding door klasgenoten op 8 jaar
Resultaten: geven kinderen met positief zelfmodel op 5 jaar (PI)… dan met een
negatief zelfmodel op 5 jaar?
1. Meer positieve zelfevaluaties op 8 jaar
a. Positief rapporteerden zelf meer sociale aanvaarding (***), meer
tevredenheid met lichaam (*) en meer globale zelfwaarde (*)
2. Een grotere zelfverzekerdheid in gedrag en een hogere sociaal-emotionele
competentie volgens de leerkracht op 8 jaar
a. Zelfverzekerd gedrag: positief op 5 jaar veel meer dan negatief
b. Schoolse aanpassing: positief op 5 jaar meer dan negatief
3. Een betere aanvaarding door klasgenoten op 8 jaar
a. Positief op 5 meer aanvaard door klasgenoten, maar ENKEL voor
meisjes (moderatie)
Resultaten: een link tussen de positiviteit van zichzelf op 5 jaar & de zelf-
percepties en socio-emotioneel functioneren 3 jaar later. Dit is ondersteuning
voor de predictieve validiteit van de Puppet Interview en zo suggereren ze
ook dat jonge kinderen ten minste een rudimentair gevoel van eigenwaarde
hebben, die met adequate leeftijdsaangepaste interviews gemeten kan
worden, zoals het PI. Praktische implicatie: belang van vroege detectie van
kinderen met negatief zelfconcept, gezien samenhang met latere problemen
Vraag die nog blijft: onderzoek naar de veronderstelde determinanten van
zelfwaardering ook nodig (kwaliteit ouder-kindgehechtheid?)
, Artikel 2 – Verschueren (1999)
Studie over verband tussen representatie van gehechtheid en
zelfrepresentatie, en sociaal-emotioneel functioneren
1. Onderzoekers deden 4 metingen van socio-emotionele competentie en 4 van
zelfconcept.
Onderzoeksvragen:
1. Zijn veilig gehechte kinderen doorgaans sociaal-emotioneel competenter?
2. Hebben veilig gehechte kinderen doorgaans positiever zelfmodel?
3. Welke gehechtheidsrelatie (met moeder of vader) heeft grootste predictieve
waarde?
4. Kan veilige gehechtheid aan één ouder een buffer vormen voor onveilige
hechting met de andere ouder, en volledig of onvolledig?
Resultaten
1. Zijn veilig gehechte kinderen doorgaans sociaal-emotioneel competenter?
Enkel de (veilige) hechting met de vader is duidelijk gerelateerd aan
schoolse aanpassing (van veilig -> vermijdend -> bizar/ambivalent)
Enkel de (veilige) hechting met vader is duidelijk gerelateerd aan sociale
competentie in de omgang met peers (veilig -> vermijdend ->
ambivalent)
Enkel de (veilige) hechting met vader is duidelijk gerelateerd aan
angstig/teruggetrokken gedrag.
De verbanden met moeder zijn minder robuust (enkel verband met
omgang met peers)
Geen samenhang tussen gehechtheid en verstorend agressief gedrag
Zelfde resultatenpatroon voor gerepresenteerde zelfwaardering
(gedragsuitingen)
2. Hebben veilig gehechte kinderen doorgaans positiever zelfmodel?
Met PI: veilige hechting aan moeder gaat hand in hand met positief
zelfconcept. Onveilige hechting gaat hand in hand met negatief
zelfconcept. Dit werd ook enkel met moeder gevonden, verband met
vader is minder robuust.
Via directe zelfrapporteringsmaten zien we minder duidelijke verbanden
3. Welke gehechtheidsrelatie (met moeder of vader) heeft grootste predictieve
waarde?
Er is een moderatie concordantie. Er is wel genoeg ruimte voor
discordantie om te gaan kijken naar de differentiële en gecombineerde
effecten van moeder/vader-gehechtheid
Alleen de representatie van de gehechtheid met moeder voorspelt
zelfconcept
Alleen representatie van de gehechtheid met vader voorspelt angstig
gedrag
4. Kan veilige gehechtheid aan één ouder een buffer vormen voor onveilige
hechting met de andere ouder, en volledig of onvolledig?
Als voor beide ouders een veilige gehechtheidsrepresentatie, dan beste
schoolse aanpassing en beste zelfmodel. Bij discordante hechting zijn de
scores wel beter dan bij beide onveilig gehecht. Dus ja: veilige hechting
aan één ouder kan bufferen, maar is altijd maar deels (nooit volledig). Dus
beide veilig is altijd beter.
, Resultaten: De verwachte verbanden tussen gehechtheid en
zelfrepresentatie en sociaal-emotionele competentie zijn grosso modo
bevestigd. De relatieve predictieve waarde van kind-moeder en kind-vader
gehechtheid is afhankelijk van het domein van functioneren. Veilige
gehechtheid aan één ouder kan buffer vormen tegen onveilige gehechtheid
aan andere ouder: maar bufferend effect is niet volledig! Beide ouders veilig
is altijd beter! Ook verdere steun gevonden voor validiteit van Puppet
Interview.