- Persoonlijkheidstoornis is een langdurig patroon van innerlijke ervaring en gedrag dat duidelijk
afwijkt van de verwachtingen van iemands individuele cultuur, het is pervasief en niet flexibel, en
begint in de adolescentie of vroege volwassenheid, is stabiel over tijd en leidt tot distress of
beperkingen.
Het cluster systeem is handig voor onderzoek, maar heeft serieuze beperkingen en is niet consistent
valide. Bovendien hebben individuen vaak comorbiditeit onder verschillende clusters. Prevalentie
cluster A is 5.7%. Prevalentie cluster B is 1.5% en prevalentie cluster C is 6.0%. Algemene prevalentie
van een PD is 9.1%.
Dimensioneel vs categorische benadering: DSM kan gezien worden als dimensies met spectra van
disfunctie op een continuüm met andere mentale stoornissen.
1. Algemene PD Criteria:
A. Een aanhoudend patroon van innerlijke ervaring en gedrag dat duidelijk afwijkt van de
verwachtingen van iemands cultuur. Dit patroon komt op 2 of meer gebieden tot uiting:
1. Cognitie
2. Affect
3. Interpersoonlijk functioneren
4. Impulscontrole
B. Het patroon is niet flexibel en pervasief in allerlei persoonlijke en sociale situaties
C. Het patroon leidt tot klinisch significante distress of beperking in sociale, werk of andere gebieden.
D. Het patroon is stabiel en/of van lange duur, en het begin gaat op zijn minst terug naar de
adolescentie of vroege volwassenheid.
E. Het patroon wordt niet beter verklaard als gevolg van een andere stoornis
F. Het patroon is niet toe te schrijven aan de fysiologische effecten van een middel of medische
aandoening.
Diagnostische kenmerken: Traits zijn patronen van het waarnemen, relateren aan en denken over de
omgeving en jezelf uitend in allerlei contexten. Deze traits staan niet gelijk aan een PD. Het moet op
minimaal 2 gebieden tot uiting komen. De traits moeten onderscheiden worden van specifieke
situationele stressoren of andere mentale staten(bipolair, depressie, angst, middelen). Het is beter om
meerdere interviews uit te voeren. Assessment kan bemoeilijkt worden wanneer het individu de PD
niet problematisch vindt(ego-syntonic). Info vanuit andere bronnen is dan nuttig.
Ontwikkeling en verloop: Moet in ieder geval al vroeg voorkomen. Om een diagnose te stellen bij
iemand die jonger is dan 18, moeten de kenmerken minstens 1 jaar aanwezig zijn. Een uitzondering is
antisociale PD, want deze kan niet de diagnose krijgen voor het 18e jaar. Een PD kan verergerd
worden als belangrijke personen verloren zijn.
Cultuur-gerelateerde issues: Om te oordelen moet er rekening gehouden worden met iemand cultuur,
etnische en sociale achtergrond. PDs moeten niet verward worden met problemen die geassocieerd
worden met acculturatie na immigratie of iemands gewoonten. Dus aanvullende info hierover is nuttig.
Geslacht-gerelateerde issues: Sommige PDs komen vaker voor bij mannen(antisociaal) en sommige
bij vrouwen(borderline, theatraal en afhankelijk). Clinici moeten wel uitkijken dat ze bepaalde
diagnoses niet teveel of te weinig diagnosticeren bij vrouwen of mannen door stereotypen.
Differentiële diagnose:
- Andere mentale stoornissen en personality traits Sommige criteria zijn ook kenmerkend voor
andere mentale stoornissen. Sommige PDs hebben bovendien een 'spectrum' relatie met andere
stoornissen, zoals schizotypisch met schizofrenie, avoidant PD met sociale fobie. Ook moeten PDs
onderscheiden worden van traits die niet de drempelwaarde van een PD bereiken.
- Psychotische stoornissen Voor cluster A is er een exclusie criterium, namelijk dat het niet tijdens
schizofrenie plaats mag hebben gevonden. Als het echter vooraf gaat aan schizofrenie moet het wel
opgenomen worden.
,- Angst en depressie Voorzichtig zijn met PD diagnose tijdens een depressie of angststoornis,
omdat deze condities cross-sectionele symptoom kenmerken hebben die op elkaar lijken.
- PTSS Als persoonlijkheid veranderingen optreden na hevige stress, moet hier ook rekening me
gehouden worden.
- Middelengebruik Als iemand middelen gebruikt, is het belangrijk om een PD diagnose niet alleen
te baseren op gedrag dat het gevolg is van intoxicatie.
- Personality change door een andere medische aandoening Als veranderingen optreden na een
medische aandoening (bv tumor) moet een diagnose door medische conditie worden overwogen.
Cluster A:
1. Paranoide PD Criteria:
A. Een aanhoudend wantrouwen en achterdocht naar anderen toe, zodat hun motieven gezien
worden als kwaadwillig, beginnend in de vroege volwassenheid, aanwezig in verschillende contexten,
door 4 of meer van de volgende criteria:
1. Vermoedens(zonder voldoende aanleiding) dat anderen hem/haar uitbuiten, schaden of
bedriegen.
2. Preoccupatie met ongerechtvaardigde twijfels over de loyaliteit en betrouwbaarheid van vrienden
3. Is niet bereid anderen te vertrouwen door ongerechtvaardigde angst dat de informatie tegen je
gebruikt zal worden
4. Ziet verborgen bedreigende of vernederende bedoelingen in goedaardige gebeurtenissen
5. Heeft aanhoudend wrok(niet vergevend zijn)
6. Ziet een aanval op zichzelf die anderen niet zien en reageert snel boos of gaat in tegenaanval
7. Heeft terugkerende vermoedens, zonder rechtvaardiging, met betrekking tot de betrouwbaarheid
van de seksuele partner of echtgenoot
B. Vindt niet alleen plaats tijdens schizofrenie, bipolaire stoornis of depressieve stoornis met
psychotische kenmerken of een andere psychotische stoornis en is niet toe te schrijven aan de
fysiologische effecten van een andere medische conditie.
NB: Als aan criteria wordt voldaan voordat schizofrenie begint, kun je 'premorbide paranoide PD'
toevoegen.
Diagnostische kenmerken: Vertouwen niemand, zien snel kwaad in dingen. Wantrouwen op basis van
weinig bewijs. Ze zijn zo verrast als iemand loyaal is dat ze het niet gelogen. Ze weigeren persoonlijke
vragen te beantwoorden uit angst dat het tegen hen wordt gebruikt. Complimenten worden verkeerd
opgevat. Ze zijn pathologisch jaloers en denken zonder reden dat hun partner vreemdgaat. Ze willen
complete controle over intieme relaties.
Geassocieerde kenmerken die diagnose ondersteunen: Hebben moeite met hechte relaties. Ze lijken
nogal kil door gebrek aan gevoelens. Hun wantrouwen leidt tot een vijandige respons van anderen,
wat hun verwachtingen opnieuw bevestigt. Ze hebben veel autonomie.
Prevalentie: Ongeveer 2.3%-4.4%
Ontwikkeling en verloop: Begint in kindertijd en adolescentie met slechte relaties, sociale angst,
slechte schoolprestatie etc. Ze lijken vreemd en excentriek en dit wakkert pesten aan. In klinische
samples komt het vaker voor bij mannen.
Risicofactoren:
- Genetisch en fysiologisch Komt vaker voor bij familieleden van schizofrenen en waanstoornis
Cultuur: Soms wordt gedrag verkeerd gelabeld als paranoide. Sommige groepen zijn bijvoorbeeld
defensies door onbekendheid of als reactie op verwaarlozing door het zijn van een
minderheid(immigranten, vluchtelingen etc). Dit kan bij anderen boosheid en frustati opleveren, wat
voor een vicieuze cirkel zorgt. Dit moet niet verward worden met paranoide PD. Ook etnische groepen
kunnen cultuur gerelateerd gedrag vertonen dat verkeerd geinterpreteerd kan worden.
Differentiële diagnose: Andere stoornissen met psychotische symptomen, zoals bipolair, waanstoornis
en schizofrenie met psychotische kenmerken. Ook onderscheid met: door medische aandoening,
middelengebruik, fysieke handicaps, andere PDs, traits. Er is bv overlap met schizotypisch, narcistisch
etc.
2. Schizoïde PD Criteria:
, A. Een pervasief patroon van onthechting van sociale relaties en een beperkt bereik van expressie
van emotie in interpersoonlijke setting, beginnend in vroege volwassenheid in verschillende contexten,
door 4 of meer van de volgende criteria:
1. Geen wens of plezier van hechte relaties, waaronder deel uitmaken van een familie
2. Zoekt bijna altijd eenzame activiteiten
3. Heeft weinig interesse in seksuele ervaringen met een ander persoon
4. Heeft plezier in weinig activiteiten
5. Heeft een gebrek aan hechte vrienden of anderen (anders dan eerstegraads verwanten)
6. Is onverschillig richting lof of kritiek van anderen
7. Toont emotionele klheid, onthechting of afgevlakt affect
B. Vindt niet alleen plaats tijdens schizofrenie, bipolair of depressie met psychotische kenmerken,
andere psychotische stoornis, of autisme spectrum stoornis en kan niet worden toegeschreven aan de
fysiologische effecten van een andere medische conditie
NB: Als het plaats vindt voordat schizofrenie er is, kan je 'premorbide schizoïde PD' toevoegen.
Diagnostische kenmerken: Hebben geen bevrediging van het deel uit maken van een sociale groep.
Het zijn eenzame geisoleerde mensen. Storen zich niet aan wat anderen van hen denken. Ze zeggen
dat ze zelden sterke emoties ervaren.
Associated features supporting diagnosis: Hebben vooral moeite met het uiten van boosheid,
waardoor het lijkt alsof ze een gebrek hebben aan emotie. Reageren niet gepast(passief) op
levensgebeurtenissen. Ze trouwen vaak niet.
Prevalentie: Komt niet vaak voor in klinische setting. Ongeveer 3.1-4.9%.
Ontwikkeling en verloop: Ook hier tijdens kindertijd al opvallend, vatbaar voor pesten
Risicofactoren:
- Genetisch Verhoogde prevalentie in bloedverwanten van individuen met schizofrenie of
schizotypische PD.
Cultuur: Moet niet verward worden met defensief gedrag bv als je verhuist van het platteland naar de
stad kan je emotioneel bevriezen voor een aantal maanden. Ook immigranten.
Geslacht: Komt iets vaker voor bij mannen en zorgt bij hun voor meer beperking.
Differentiële diagnose met psychotische stoornissen, autisme, medische conditie, middelengebruik,
andere PD of traits.
3. Schizotypische criteria:
A. Een pervasief patroon van sociale en interpersoonlijke beperkingen gekenmerkt door acute
discomfort met, en verminderde capaciteit voor hechte relaties en cognitieve of perceptuele
verstoringen en excentriek gedrag, startend rond vroege volwassenheid en aanwezig in verschillende
contexten, door 5 of meer van de volgende criteria:
1. Betrekkingsideeen (met uitzondering van betrekkingswanen)
2. Vreemde opvattingen of magisch denken dat gedrag beïnvloedt en inconsistent is met
subculturele normen(oals bijgeloof, helderziend, telepathie, zesde zintuig)
3. Ongewoonlijke perceptuele ervaringen, waaronder lichaamssensaties
4. Vreemd denken en spraak(vaak, metaforisch, stereotype)
5. Achterdocht of paranoide ideevorming
6. Ongepast of beperkt affect
7. Gedrag of verschijning dat vreemd, excentriek of raar is
8. Gebrek aan hechte vrienden (anders dan 1e graads verwanten)
9 Excessieve sociale angst die niet vermindert door bekendheid en geassocieerd wordt met
paranoide angsten ipv negatief oordeel over zichzelf
B. Vindt niet alleen plaats tijdens schizofrenie, bipolair of depressie met psychotische kenmerken,
andere psychotische stoornis of autisme spectrum stoornis
NB. Eventueel kan premorbide schizotypische PD worden toegevoegd als het voorafgaand aan
schizofrenie begint
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Yoris. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.48. You're not tied to anything after your purchase.