HBO-Verpleegkunde leerjaar 1
1. Stelling 1: Alle slangen zijn geel.
Stelling 2: reptielen zijn geel.
Conclusie: reptielen zijn slangen.
A. De conclusie is geldig
B. De conclusie is ongeldig
2. Stelling 1: het eten van fruit is goed voor de gezondheid.
Stelling 2: appels zijn een fruitsoort.
Conclusie: appels zijn goed voor de gezondheid.
A. De conclusie is geldig
B. De conclusie is ongeldig
3. Stelling 1: Als je hip bent, koop je bij de Zeeman.
Stelling 2: Ik koop niet bij Zeeman.
Conclusie: Ik ben niet hip.
A. De conclusie is geldig.
B. De conclusie is ongeldig.
4. Stelling 1: Alle dolfijnen zijn zoogdieren.
Stelling 2: Een Kraai is geen zoogdier.
Conclusie: Dus een kraai is geen dolfijn.
A. De conclusie is geldig.
B. De conclusie is ongeldig.
5. Stelling 1: Marie smeert zichzelf met zonnebrand in en verbrandt niet.
Stelling 2: Lola smeert zich niet in met zonnebrand.
Conclusie: Dus Lola verbrandt.
A. De conclusie is geldig.
B. De conclusie is ongeldig.
6. Stelling 1: Als het dier kwaakt is het een kikker.
Stelling 2: Het dier kwaakt niet.
Conclusie: Dus dan is het geen kikker.
A. De conclusie is geldig.
B. De conclusie is ongeldig.
7. Stelling 1: Alle mensen zijn sterfelijk.
Stelling 2: Mark Rutte is sterfelijk.
Conclusie: Dus Mark Rutte is een mens.
A. De conclusie is geldig.
B. De conclusie is ongeldig.