Biologie CE: Gedrag bij mens en dier
Ontstaan van gedrag
Gedrag
• Is alles wat een dier (en mens) doet (alle waarneembare activiteiten).
o Reactie op prikkels.
• Wordt bepaald door een inwendige prikkel (= motivatie) en een uitwendige prikkel.
Voorbeelden
o Jachtgedrag
▪ Honger (inwendige prikkel)
▪ --> het dier gaat op zoek naar eten (gedrag);
▪ --> het dier ziet of hoort een prooi (uitwendige prikkel);
▪ --> het dier vangt de prooi en gaat eten (gedrag).
o Voortplantingsgedrag
▪ geslachtshormonen (inwendige prikkels) --> veroorzaken de voortplantingsdrang.
▪ Testosteron bij het mannetje en oestrogeen bij het vrouwtje.
▪ Het dier gaat op zoek naar een partner (gedrag).
▪ Het dier ziet, ruikt, voelt een partner met het juiste uiterlijk (uitwendige prikkel).
▪ Paring (gedrag).
Prikkels
• Een prikkel is een verandering in de omgeving die je met een zintuig kan waarnemen.
• Uitwendige prikkels:
o komen uit de omgeving.
Bijvoorbeeld temperatuur, licht, geluid
o worden waargenomen door zintuigen.
Voorbeelden
▪ oor: prikkel geluid;
▪ oog: prikkel licht;
▪ neus: prikkel geur;
▪ tong: prikkel smaak;
▪ huid: prikkel aanraking (tast) en temperatuur.
• Inwendige prikkels:
Voorbeelden
o Honger--> voedselzoekgedrag;
o Dorst --> drinken;
o Hormonen --> voortplantingsgedrag.
• Sleutelprikkel
o Uitwendige prikkel die één bepaald gedrag veroorzaakt.
Voorbeelden
▪ Rode buik van stekelbaarsmannetje:
is sleutelprikkel voor andere mannetjes --> aanval.
▪ Sperren van jonge vogels:
is sleutelprikkel voor de ouders --> gaan de jongen voeren.
o Supranormale prikkel
▪ Extra sterke sleutelprikkel.
▪ Hierop volgt ook een sterker gedrag.
Gedrag kan zijn:
, • erfelijk (aangeboren) of aangeleerd.
Meestal gaat het om een combinatie.
Voorbeeld
o Vinken zingen een basisliedje als ze geïsoleerd (zonder contact met soortgenoten)
opgegroeid zijn, de volledige zang leren ze van soortgenoten
Sociaal gedrag
Ontstaan van gedrag
Gedrag
• Is alles wat een dier (en mens) doet (alle waarneembare activiteiten).
o Reactie op prikkels.
• Wordt bepaald door een inwendige prikkel (= motivatie) en een uitwendige prikkel.
Voorbeelden
o Jachtgedrag
▪ Honger (inwendige prikkel)
▪ --> het dier gaat op zoek naar eten (gedrag);
▪ --> het dier ziet of hoort een prooi (uitwendige prikkel);
▪ --> het dier vangt de prooi en gaat eten (gedrag).
o Voortplantingsgedrag
▪ geslachtshormonen (inwendige prikkels) --> veroorzaken de voortplantingsdrang.
▪ Testosteron bij het mannetje en oestrogeen bij het vrouwtje.
▪ Het dier gaat op zoek naar een partner (gedrag).
▪ Het dier ziet, ruikt, voelt een partner met het juiste uiterlijk (uitwendige prikkel).
▪ Paring (gedrag).
Prikkels
• Een prikkel is een verandering in de omgeving die je met een zintuig kan waarnemen.
• Uitwendige prikkels:
o komen uit de omgeving.
Bijvoorbeeld temperatuur, licht, geluid
o worden waargenomen door zintuigen.
Voorbeelden
▪ oor: prikkel geluid;
▪ oog: prikkel licht;
▪ neus: prikkel geur;
▪ tong: prikkel smaak;
▪ huid: prikkel aanraking (tast) en temperatuur.
• Inwendige prikkels:
Voorbeelden
o Honger--> voedselzoekgedrag;
o Dorst --> drinken;
o Hormonen --> voortplantingsgedrag.
• Sleutelprikkel
o Uitwendige prikkel die één bepaald gedrag veroorzaakt.
Voorbeelden
▪ Rode buik van stekelbaarsmannetje:
is sleutelprikkel voor andere mannetjes --> aanval.
▪ Sperren van jonge vogels:
is sleutelprikkel voor de ouders --> gaan de jongen voeren.
o Supranormale prikkel
▪ Extra sterke sleutelprikkel.
▪ Hierop volgt ook een sterker gedrag.
Gedrag kan zijn:
, • erfelijk (aangeboren) of aangeleerd.
Meestal gaat het om een combinatie.
Voorbeeld
o Vinken zingen een basisliedje als ze geïsoleerd (zonder contact met soortgenoten)
opgegroeid zijn, de volledige zang leren ze van soortgenoten
Sociaal gedrag