De tijd van Ontdekkers en Hervormers 1500-1600
(vroege moderne tijd 1500-1800)
Kenmerkende aspecten:
- renaissance (wedergeboorte)
- Hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de klassieke oudheid
De rijke Italiaanse handelaren De Medici en hun kunstenaars kregen een nieuwe mens-
en wereldbeeld: kijk op het leven van mensen en de wereld om hen heen.
(Plaatje en dan moet jij vertellen waarom het uit de renaissance komt)
Middeleeuwen = memento mori (gedenk te sterven)
Renaissance = carpe diem (pluk de dag)
De Italiaanse elite had ook belangstelling voor de oudheid, kunstenaars sloten zich daarbij
aan.
De Italiaanse kunstenaars bestudeerden het klassieke erfgoed om de klassieke kunst te
evenaren en te overtreffen.
Erfgoed= nalatenschap
Een nieuwe tijd was aangebroken, de renaissance: vernieuwing van de Europese cultuur
vanaf omstreeks 1500 met een herboren belangstelling voor de klassieke cultuur.
In deze tijd begon ook de vroegmoderne tijd. De eerste eeuw daarvan noemen we de
tijd van de ontdekkers en hervormers.
Kunst uit de renaissance:
- architectuur: klassieke vrome taal terug (zuil en bogen) Brunelleschi
- Schilderkunst: anatomie —> levensecht; kleuren; schaduwwerken; perspectief (diepte)
Botticelli
- Beeldhouwkunst: levensecht Michelangelo
- Ook niet-Bijbelse onderwerpen: dagelijks leven; natuur; landschappen; klassieke
mythologische figuren
Ideaal van de renaissance (bekendste kunstenaar): Uomo universalis (Leonardo da Vinci)
Geleerden gingen eveneens de oudheid bestuderen. Schrijvers en denkers zagen
klassieke auteurs als geestverwanten.
Schrijvers en denkers noemden zicht humanisten: geleerden die vanaf omstreeks 1500
klassieke teksten bestudeerden.
In de 16e eeuw werd de renaissance over heel Europa verspreid, Het ontwikkelde zich
daar anders dan in Italië: het richtte zich minder op een klassiek verleden, maar op de
wedergeboorte van het oorspronkelijke christendom.
De belangrijkste vertegenwoordigers van dit christelijk humanisme was Erasmus. Hij zocht
het zuivere christendom en uitte zijn kritiek op misstanden in het boek Lof der Zotheid
(1511)
(vroege moderne tijd 1500-1800)
Kenmerkende aspecten:
- renaissance (wedergeboorte)
- Hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de klassieke oudheid
De rijke Italiaanse handelaren De Medici en hun kunstenaars kregen een nieuwe mens-
en wereldbeeld: kijk op het leven van mensen en de wereld om hen heen.
(Plaatje en dan moet jij vertellen waarom het uit de renaissance komt)
Middeleeuwen = memento mori (gedenk te sterven)
Renaissance = carpe diem (pluk de dag)
De Italiaanse elite had ook belangstelling voor de oudheid, kunstenaars sloten zich daarbij
aan.
De Italiaanse kunstenaars bestudeerden het klassieke erfgoed om de klassieke kunst te
evenaren en te overtreffen.
Erfgoed= nalatenschap
Een nieuwe tijd was aangebroken, de renaissance: vernieuwing van de Europese cultuur
vanaf omstreeks 1500 met een herboren belangstelling voor de klassieke cultuur.
In deze tijd begon ook de vroegmoderne tijd. De eerste eeuw daarvan noemen we de
tijd van de ontdekkers en hervormers.
Kunst uit de renaissance:
- architectuur: klassieke vrome taal terug (zuil en bogen) Brunelleschi
- Schilderkunst: anatomie —> levensecht; kleuren; schaduwwerken; perspectief (diepte)
Botticelli
- Beeldhouwkunst: levensecht Michelangelo
- Ook niet-Bijbelse onderwerpen: dagelijks leven; natuur; landschappen; klassieke
mythologische figuren
Ideaal van de renaissance (bekendste kunstenaar): Uomo universalis (Leonardo da Vinci)
Geleerden gingen eveneens de oudheid bestuderen. Schrijvers en denkers zagen
klassieke auteurs als geestverwanten.
Schrijvers en denkers noemden zicht humanisten: geleerden die vanaf omstreeks 1500
klassieke teksten bestudeerden.
In de 16e eeuw werd de renaissance over heel Europa verspreid, Het ontwikkelde zich
daar anders dan in Italië: het richtte zich minder op een klassiek verleden, maar op de
wedergeboorte van het oorspronkelijke christendom.
De belangrijkste vertegenwoordigers van dit christelijk humanisme was Erasmus. Hij zocht
het zuivere christendom en uitte zijn kritiek op misstanden in het boek Lof der Zotheid
(1511)