Politiek oefenstellingen
Hoofdstuk 1: wat is politiek?
1. Onder de wetgevende macht valt de regering.
2. Nederland is een eenheidsstaat.
3. In een federale staat hebben deelstaten weinig eigen bevoegdheden.
4. Een monarchie waarbij de Koning alle macht heeft is een constitutionele monarchie.
5. Een staat moet aan drie voorwaarden voldoen: grondgebied, bevolking en een leider/leiding.
6. Een nachtwakersstaat zorgt enkel voor orde, vrede en veiligheid.
7. Noord-Korea is een voorbeeld van een totalitaire staat.
8. Of een land een republiek of een monarchie is, zegt niet veel over de politiek in dat land.
9. Plato vond dat iedereen mee mocht denken en debatteren aan het publieke
besluitvormingsproces.
10. Hobbes was voor een monarchie waarbij er een absolute heerser zou moeten zijn die voor de
regels en veiligheid zorgt en dat deze ook worden nageleefd. Inwoners zouden die plicht
moeten gehoorzamen.
11. Volgens Rousseau bestaat vrijheid niet als er geen regels zijn, die regels moet je zelf maken.
12. Klassieke grondrechten kun je afdwingen.
1. Onjuist: het parlement. Regering = uitvoerende macht
2. Juist
3. Onjuist
4. Onjuist: dat is een absolute monarchie
5. Onjuist: grondgebied, bevolking en gezag+soevereiniteit (politieke onafhankelijkheid)
6. Juist
7. Juist
8. Juist
9. Onjuist: hij vond dat alleen de ‘beste’ en meest deugdzame mensen mochten besturen
10. Juist
11. Juist
12. Juist
Hoofdstuk 2: vormen van democratie
1. Kenmerkend voor een rechtsstaat is dat de overheid zelf aan regels is gebonden
2. In een parlementair stelsel wordt de uitvoerende macht rechtstreeks gekozen
3. Bij een presidentieel stelsel wordt niet alleen het parlement, maar ook de president door de
bevolking gekozen.
4. Bij evenredige vertegenwoordiging krijgt iedere partij het aantal zetels dat ongeveer
evenredig is aan het aantal stemmen dat op die partij is uitgebracht.
5. In een representatieve democratie wijzen burgers vertegenwoordigers aan die namens hen
besluiten nemen.
6. Referenda is in heel Nederland afgeschaft.
7. Je hebt in NL ongeveer 70.000 stemmen nodig voor 1 zetel.
8. Als iemand met voorkeursstemmen de helft van de kiesdeler behaalt kan diegene stijgen op
de kieslijst.
Hoofdstuk 1: wat is politiek?
1. Onder de wetgevende macht valt de regering.
2. Nederland is een eenheidsstaat.
3. In een federale staat hebben deelstaten weinig eigen bevoegdheden.
4. Een monarchie waarbij de Koning alle macht heeft is een constitutionele monarchie.
5. Een staat moet aan drie voorwaarden voldoen: grondgebied, bevolking en een leider/leiding.
6. Een nachtwakersstaat zorgt enkel voor orde, vrede en veiligheid.
7. Noord-Korea is een voorbeeld van een totalitaire staat.
8. Of een land een republiek of een monarchie is, zegt niet veel over de politiek in dat land.
9. Plato vond dat iedereen mee mocht denken en debatteren aan het publieke
besluitvormingsproces.
10. Hobbes was voor een monarchie waarbij er een absolute heerser zou moeten zijn die voor de
regels en veiligheid zorgt en dat deze ook worden nageleefd. Inwoners zouden die plicht
moeten gehoorzamen.
11. Volgens Rousseau bestaat vrijheid niet als er geen regels zijn, die regels moet je zelf maken.
12. Klassieke grondrechten kun je afdwingen.
1. Onjuist: het parlement. Regering = uitvoerende macht
2. Juist
3. Onjuist
4. Onjuist: dat is een absolute monarchie
5. Onjuist: grondgebied, bevolking en gezag+soevereiniteit (politieke onafhankelijkheid)
6. Juist
7. Juist
8. Juist
9. Onjuist: hij vond dat alleen de ‘beste’ en meest deugdzame mensen mochten besturen
10. Juist
11. Juist
12. Juist
Hoofdstuk 2: vormen van democratie
1. Kenmerkend voor een rechtsstaat is dat de overheid zelf aan regels is gebonden
2. In een parlementair stelsel wordt de uitvoerende macht rechtstreeks gekozen
3. Bij een presidentieel stelsel wordt niet alleen het parlement, maar ook de president door de
bevolking gekozen.
4. Bij evenredige vertegenwoordiging krijgt iedere partij het aantal zetels dat ongeveer
evenredig is aan het aantal stemmen dat op die partij is uitgebracht.
5. In een representatieve democratie wijzen burgers vertegenwoordigers aan die namens hen
besluiten nemen.
6. Referenda is in heel Nederland afgeschaft.
7. Je hebt in NL ongeveer 70.000 stemmen nodig voor 1 zetel.
8. Als iemand met voorkeursstemmen de helft van de kiesdeler behaalt kan diegene stijgen op
de kieslijst.