1. Welke soorten grondrechten zijn er, en welke kenmerken hebben deze?
Klassieke grondrechten garanderen de staatsvrije sfeer, men kan zonder overheidsbemoeitenis
gebruik maken van zijn of haar vrijheden.
Sociale grondrechten zijn taakstellingen voor de overheid, zodat burgers hun beste levens kunnen
leiden (voornamelijk in Hoofdstuk 1 Grondwet). Sociale grondrechten zijn niet afdwingbaar bij de
rechter. Echter worden in jurisprudentie steeds vaker positieve verplichtingen aangenomen, die de
staat dwingen een grondrecht te verwezenlijken.
Er is geen scherpe lijn te vinden tussen klassieke en sociale grondrechten, sommige grondrechten
bevatten namelijk zowel klassiek als sociale aspecten (art. 1 Grondwet).
Gelijkheidsrechten
Gelijke behandeling (art. 1 Grondwet): Allen die zich in Nederland bevinden, worden in
gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging,
politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.
Nederlanderschap (art. 2 Grondwet): de wet regelt wie Nederlander is.
Gelijke benoembaarheid (art. 3 Grondwet): Alle Nederlanders zijn op gelijke voet in
openbare dienst benoembaar.
Actief en passief kiesrecht (art. 4 Grondwet): Iedere Nederlander heeft gelijkelijk recht de
leden van algemeen vertegenwoordigende organen te verkiezen alsmede tot lid van deze
organen te worden verkozen, behoudens bij de wet gestelde beperkingen en uitzonderingen.
Vrijheidsrechten
Petitierecht (art. 5 Grondwet): Ieder heeft het recht verzoeken schriftelijk bij het bevoegd
gezag in te dienen.
Vrijheid van meningsuiting (art. 7 Grondwet + art. 10 EVRM): Niemand heeft voorafgaand
verlof nodig om door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders
verantwoordelijkheid volgens de wet.
Recht van vereniging (art. 8 Grondwet + art. 11 EVRM + art. 22 IVBPR): Het recht tot
vereniging wordt erkend. Bij de wet kan dit recht worden beperkt in het belang van de
openbare orde.
Recht van vergadering en betoging (art. 9 Grondwet): Het recht tot vergadering en betoging
wordt erkend, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.
Vrijheid van verplaatsing (art. 2 Vierde Protocol EVRM): Eenieder die wettig op het
grondgebied van een Staat verblijft, heeft binnen dat grondgebied het recht zich vrijelijk te
verplaatsen en er vrijelijk zijn verblijfplaats te kiezen.
Vrijheidsontneming (art. 15 Grondwet): Buiten de gevallen bij of krachtens de wet bepaald
mag niemand zijn vrijheid worden ontnomen.
Recht op vrijheid en veiligheid (art. 5 EVRM): Eenieder heeft recht op vrijheid en veiligheid
van zijn persoon. Niemand mag zijn vrijheid worden ontnomen, behalve in de navolgende
gevallen en overeenkomstig een wettelijk voorgeschreven procedure
Recht op vrijheid en veiligheid van zijn persoon (art. 9 IVBPR): Eenieder heeft recht op
vrijheid en veiligheid van zijn persoon. Niemand mag worden onderworpen aan willekeurige
arrestatie of gevangenhouding. Niemand mag zijn vrijheid worden ontnomen, behalve op
wettige gronden en op wettige wijze.