overzicht van alle stof en de structuur l korte samenvatting van alle stof voor inleiding strafrecht

Samenvatting van alles:

Opsporing:
Verdachte: art 27 sv
Een redelijk vermoeden blijkend uit de feiten en omstandigheden (=verdenking)
Hollende kleurling:
 De enkele omstandigheid dat iemand uit de richting van een café komt rennen dat bekend staat
als verzamelplaats voor handelaren en gebruikers in verdovende middelen levert niet een
redelijk vermoeden van enig strafbaar feit als bedoeld in art. 27 Sv op.
Stormsteeg arrest:
 Volgens de Hoge Raad waren de plotselinge schrikreactie van de man toen hij de politie zag met
de loopversnelling die daarop volgde en de algemene bekendheid dat rond de Stormsteeg veel
opiumdelicten werden gepleegd voldoende grond voor ernstige bezwaren tegen de verdachte
dat deze zich schuldig had gemaakt aan een opiumdelict.
Onschuld presumptie: niet schuldig tot het tegendeel is bewezen
Opsporingsambtenaren:
Ambtenaar belast met de taak SF’en op te sporen
Art 141 sv (algemene op.amb.) en art 142 sv (buitengewone op.amb.)
Verantwoordelijkheid voor alle opsporingsactiviteiten = OvJ – art 148 lid 2 sv
Controle en opsporing:
Opsporing – art 132 sv
Controle – Een niet gericht onderzoek naar of de wet word nageleefd. Tijdens controle kan wel een
verdenking ontstaan en de controle kan dan over gaan in opsporing  voortgezette toepassing van
bevoegdheden. Geweerarrest:
 Indien een agent tijdens de rechtmatige uitoefening van een bepaalde aan hem toegekende
bevoegdheid wegens bepaalde feiten en omstandigheden het redelijke vermoeden krijgt dat
een ander strafbaar feit wordt begaan, mag hij de aan hem toegekende
opsporingsbevoegdheden uitvoeren.
Opsporingsbevoegdheden:
Staande houden: art 52 sv
Doel: identiteit van de verdachte achterhalen.
Aan de verdachte mogen alleen vragen worden gesteld, maar als hij zijn identiteit niet bekend wil
maken mag hij gefouilleerd worden om iets te vinden waaruit de identiteit zal blijken.
Aanhouden:
Doel: het zsm overbrengen van de verdachte naar een plaats van verhoor.
Aanhouding op heterdaad – art 53 sv
- Wanneer: Als het SF wordt ontdekt, terwijl of terstond nadat het begaan is (art 128 sv)
- Wie: een ieder
Geweld bij burger aanhouding:
 Door aangevers tegen verdachte toegepaste geweld bij ‘burgeraanhouding’ was niet
disproportioneel. Daardoor was geen sprake van een ogenblikkelijke 'wederrechtelijke'
aanranding door aangevers en kon verdachte geen beroep doen op noodweer ten aanzien
van het door hem toegepaste geweld tegen aangevers.
Aanhouding buiten heterdaad – art 54 sv
- Verdacht (art 27 sv)
- Moet worden verdacht van een SF waarvoor VH is toegestaan (art 67 lid 1 sv)

, - Aanhouding moet worden verricht door een bevoegd persoon  op.amb. met een bevel tot
aanhouden van de (hulp)OvJ.
Inbeslagneming: art 94 sv
Art 94 sv  gronden voor/welke voorwerpen zijn vatbaar voor inbeslagneming.
Art 95 sv  degene die de verdachte aanhoudt of staande houdt is bevoegd om de door de
verdachte meegevoerde voorwerpen in beslag te nemen.
Art 96 sv  als het niet gaat om een aangehouden verdachte, dan zijn alleen op.amb. bevoegd. Er
hoeft dan geen verdachte te zijn maar wel een verdenking van een SF waarvoor VH is toegestaan (art
67 lid 1 sv).
Betreden van plaatsen:
(Is een steunbevoegdheid.) bij het betreden van plaatsen mag er alleen worden rond gelopen en
zoekend worden rond gekeken.
Verschillende soorten:
1. Het betreden van plaatsen te aanhouding – art 55 sv
Bij ontdekking op heterdaad mag iedereen bepaalde plaatsen binnentreden om de verdacht aan
te houden. (behalve woningen)
2. Het betreden van plaatsen ter inbeslagneming – art 96 sv
Alleen een opsporingsambtenaar mag plaatsen binnen treden om inbeslagneming mogelijk te
maken.
3. Schouw – art 151 sv
Als een plaats wordt bezocht om alleen rond te kijken.
4. Het binnentreden van een woning: art 55 lid 1 sv
 Burgers mogen zonder toestemming nooit een woning betreden.
 Opsporingsambtenaren moeten voldoen aan de eisen van de Awbi.
- Op.amb. moeten zich legitimeren en het doel van binnentreden mee delen.
- Als de bewoner geen toestemming geeft mag binnentreden slecht met een machtiging
van de (hulp)OvJ.
Doorzoeken:
(ook een steunbevoegdheid). Verschillende doelen van doorzoeking:
a. Doorzoeking ter aanhouding – art 55a sv
- Wie: opsporingsambtenaars met een machtiging van de OvJ (deze machtiging kan
achterwegen blijven als er sprake is van dringende noodzakelijkheid)
- Wanneer: bij heterdaad of bij een feit waarvoor VH is toegelaten (art 67 lid 1 sv)
b. Doorzoeking ter inbeslagneming – art 96c sv
- Wie: de OvJ, of bij dringende noodzakelijkheid de hulp-OvJ met een machtiging van de OvJ.
- Wanneer: bij heterdaad of bij een feit waarvoor VH is toegelaten (art 67 lid 1 sv)
c. Doorzoeking van woningen (zonder toestemming van de bewoner) – art 97 sv
- Wie: de R-C, en als er sprake is van dringende noodzakelijkheid de OvJ met een machtiging
van de R-C.
- Wanneer: heterdaad of verdenking van een SF waarvoor VH is toegestaan.
- Voor doorzoeking van een woning geldt de Awbi!
(Machtiging voor binnentreden niet nodig als er een machtiging voor doorzoeking is - art 55a lid
2 en 97 lid 4 sv )
d. Doorzoeking van voertuigen – art 96b sv
o Wie: opsporingsambtenaar