Paragraaf 1 grootheden en eenheden
Kwalitatieve waarneming = een vergelijking zonder iets te meten. Kwantitatieve waarneming = iets
meten.
Grootheid = een eigenschap die je kunt meten, wordt uitgedrukt in een eenheid. Zonder eenheid is
de meting onvolledig. Grootheid = getal x eenheid. Symbolen van grootheden worden weergegeven
met cursieve letters.
Internationaal zijn er afspraken gemaakt over de eenheid waarin je een grootheid noteert
internationale eenhedenstelsel (SI). Er zijn 9 basisgrootheden met bijbehorende grondeenheden
(Binas tabel 4, 5)
Afgeleide grootheden = grootheden die geen basisgrootheden zijn. Bijbehorende eenheid
afgeleide eenheid.
Paragraaf 2 werken met machten van 10
Exponent = de macht van een 10-getal 1 kun je schrijven als 100
Soms is het niet nodig om de waarde van een grootheid met een grote nauwkeurigheid op te geven.
Dan noteer je alleen de orde van grootte, je rondt dan af op de dichtstbijzijnde macht van 10
(1∙103).
In plaats van machten kun je ook voorvoegsels of vermenigvuldigingsfactoren tabel 2 binas
1 −p 10 p p−q p q p +q
10 p
=10
10 q
=10 10 ∙10 =10 ¿
Paragraaf 3 werken met eenheden
‘de eenheid van’ kun je korter opschrijven door het tussen haakjes te doen: [m] = kg
Meest voorkomende grootheden en eenheden Binas tabel 4
opp rechthoek /balk : A=l∙ b
2 1 2
opp cirkel : A=π ∙ r = ∙ π ∙ d
4
m
dichtheid : ρ=
V
s (afstand )
snelheid : v=
t (tijd )
3 2
Vbol= π ∙ r
4
2
Vcilinder =π ∙ r ∙ h
Van kmh-1 naar ms-1 delen door 3,6
Van ms-1 naar kmh-1 keer 3,6
Paragraaf 4 meetonzekerheden en significante cijfers
Kwalitatieve waarneming = een vergelijking zonder iets te meten. Kwantitatieve waarneming = iets
meten.
Grootheid = een eigenschap die je kunt meten, wordt uitgedrukt in een eenheid. Zonder eenheid is
de meting onvolledig. Grootheid = getal x eenheid. Symbolen van grootheden worden weergegeven
met cursieve letters.
Internationaal zijn er afspraken gemaakt over de eenheid waarin je een grootheid noteert
internationale eenhedenstelsel (SI). Er zijn 9 basisgrootheden met bijbehorende grondeenheden
(Binas tabel 4, 5)
Afgeleide grootheden = grootheden die geen basisgrootheden zijn. Bijbehorende eenheid
afgeleide eenheid.
Paragraaf 2 werken met machten van 10
Exponent = de macht van een 10-getal 1 kun je schrijven als 100
Soms is het niet nodig om de waarde van een grootheid met een grote nauwkeurigheid op te geven.
Dan noteer je alleen de orde van grootte, je rondt dan af op de dichtstbijzijnde macht van 10
(1∙103).
In plaats van machten kun je ook voorvoegsels of vermenigvuldigingsfactoren tabel 2 binas
1 −p 10 p p−q p q p +q
10 p
=10
10 q
=10 10 ∙10 =10 ¿
Paragraaf 3 werken met eenheden
‘de eenheid van’ kun je korter opschrijven door het tussen haakjes te doen: [m] = kg
Meest voorkomende grootheden en eenheden Binas tabel 4
opp rechthoek /balk : A=l∙ b
2 1 2
opp cirkel : A=π ∙ r = ∙ π ∙ d
4
m
dichtheid : ρ=
V
s (afstand )
snelheid : v=
t (tijd )
3 2
Vbol= π ∙ r
4
2
Vcilinder =π ∙ r ∙ h
Van kmh-1 naar ms-1 delen door 3,6
Van ms-1 naar kmh-1 keer 3,6
Paragraaf 4 meetonzekerheden en significante cijfers