Nederlands samenvatting lezen hoofdstuk 3 en 4
Hoofdstuk 3 argumentatie (1)
Een schrijver wil in een overtuigende tekst de lezer overtuigen van zijn mening of standpunt.
Hij legt met argumenten uit waarom hij dit standpunt heeft.
Argumentatiestructuur: Het standpunt en alle argumenten samen.
Er zijn twee soorten argumenten:
1. Feitelijke (objectieve) argumenten, je kan controleren of het waar is
2. Waarderende (subjectieve) argumenten, je kan van mening verschillen.
Feitelijk: Ik ga liever naar een ander concert, want die duurt een uur langer.
Waarderend: Ik ga liever naar een ander concert, want die is leuker.
Enkelvoudige argumentatie: de schrijver onderbouwd zijn standpunt met 1 argument.
Meestal gebruiken schrijvers meerdere argumenten om hun mening te onderbouwen, dit
heet nevenschikkende argumentatie. Dit kan je in een blokjesschema zetten.
Opbouw blokje schema:
Stanpunt
argument argument argument
Een schrijver kan ook een argument onderbouwen met een ondersteunend argument. Dit
heet onderschikkende argumentatie. Voorbeeld:
Het moment van jou etentje is niet goed gekozen
Veel mensen moeten die avond hard leren
Zij hebben de volgende dag een belangrijke wiskunde toets
Als een schrijver een of meer argumenten met een nevenschikkende argumentatie
ondersteunt, is er sprake van onder- en nevenschikkende argumentatie.
Standpunt signaal woorden: ik vind, volgends ons, zij denkt dat etc.
Argumenten signaal woorden: immers, namelijk, omdat, de reden hiervoor is, want.
Hoofdstuk 3 argumentatie (1)
Een schrijver wil in een overtuigende tekst de lezer overtuigen van zijn mening of standpunt.
Hij legt met argumenten uit waarom hij dit standpunt heeft.
Argumentatiestructuur: Het standpunt en alle argumenten samen.
Er zijn twee soorten argumenten:
1. Feitelijke (objectieve) argumenten, je kan controleren of het waar is
2. Waarderende (subjectieve) argumenten, je kan van mening verschillen.
Feitelijk: Ik ga liever naar een ander concert, want die duurt een uur langer.
Waarderend: Ik ga liever naar een ander concert, want die is leuker.
Enkelvoudige argumentatie: de schrijver onderbouwd zijn standpunt met 1 argument.
Meestal gebruiken schrijvers meerdere argumenten om hun mening te onderbouwen, dit
heet nevenschikkende argumentatie. Dit kan je in een blokjesschema zetten.
Opbouw blokje schema:
Stanpunt
argument argument argument
Een schrijver kan ook een argument onderbouwen met een ondersteunend argument. Dit
heet onderschikkende argumentatie. Voorbeeld:
Het moment van jou etentje is niet goed gekozen
Veel mensen moeten die avond hard leren
Zij hebben de volgende dag een belangrijke wiskunde toets
Als een schrijver een of meer argumenten met een nevenschikkende argumentatie
ondersteunt, is er sprake van onder- en nevenschikkende argumentatie.
Standpunt signaal woorden: ik vind, volgends ons, zij denkt dat etc.
Argumenten signaal woorden: immers, namelijk, omdat, de reden hiervoor is, want.