Pioneers of psychologie
Introductie
INTRODUCTIE
SAMENVATTING (Boek)
1. Waarom de geschiedenis van de psychologie bestuderen?
Fancher & Rutherford geven drie hoofdredenen (belangrijk tentamenonderdeel):
1. Perspectief en afstand nemen van het vak zelf
Geschiedenis laat je zien dat de psychologie niet vanzelfsprekend zo is geworden zoals zij nu
is.
→ Theorieën, methoden en ideeën zijn ontstaan door individuele, sociale, politieke en
professionele omstandigheden.
Voorbeelden uit het boek:
William James worstelde 12 jaar met de vraag wat wetenschappelijke psychologie
eigenlijk is → toont dat methoden geen vanzelfsprekend fundament hebben.
Freud werd door gendernormen van zijn tijd beïnvloed → verklaart vorm van zijn
theorieën.
Watsons behaviorisme ontstond uit:
o afkeer van introspectieve filosofie,
o sociale behoefte aan “nut”
→ bewijst invloed van context.
2. Historische ideeën lijken onzinnig, maar waren toen redelijk
Belangrijk examenthema: “context maakt ideeën begrijpelijk.”
Voorbeelden:
Descartes dacht dat “geestelijke vloeistoffen” door holle zenuwen stroomden. Fout,
maar redelijk binnen zijn tijd.
Franz Mesmer dacht dat magnetische krachten gedrag beïnvloedden. Toen plausibel,
gezien de populair-wetenschappelijke obsessie met onzichtbare krachten
(elektriciteit, graviteit).
Doel: leren kritisch kijken naar huidige theorieën, want wat nu vanzelfsprekend is, kan later
worden weggehoond — net als magnetisme nu.
,3. Reflexiviteit: psychologie verandert het mensbeeld
Psychologie is bijzonder omdat:
mensen bestuderen zichzelf
theorieën over het mens-zijn veranderen hoe mensen zichzelf begrijpen
dit leidt tot terugkoppelingseffecten (reflexiviteit)
Voorbeelden:
De geest als computer → mensen denken over zichzelf als informatieverwerkers.
Freud → mensen zien zichzelf als gedreven door onbewuste krachten.
Behavioristen → de mens als trainbaar organisme.
Conclusie: geschiedenis is nodig om te begrijpen hoe ons mensbeeld steeds verschuift.
2. De geschiedenis van de psychologie heeft zelf een geschiedenis
Al vroeg waren psychologen geïnteresseerd in het schrijven van hun eigen geschiedenis.
Belangrijke figuren:
G. Stanley Hall (1912) — Founders of Modern Psychology
Beschreef 6 Duitse wetenschappers als “founders” (Helmholtz, Fechner, Wundt).
Edwin G. Boring (1929) — A History of Experimental Psychology
Doel: psychologie neerzetten als laboratoriumwetenschap
Had ideologisch doel: zich afzetten tegen toegepaste psychologie na WO I
Worstelde persoonlijk met de vraag: “Wat maakt iemand eminent?”
→ Dit beïnvloedde zijn geschiedschrijving.
Robert I. Watson (jaren ’50-’70)
Groep stichten binnen APA → Division 26 (History of Psychology)
Startte Journal of the History of Behavioral Sciences
Richtte eerste graduate programs op (1967)
Organiseerde internationale gemeenschap (Cheiron)
Tentamenfeitje: “Wie was de belangrijkste organisator achter geschiedenis als
subdiscipline?” → Robert I. Watson.
3. Historiografische benaderingen (zeer tentamenrelevant)
A. Internalisme vs Externalisme
Internalisme
, Focus op interne ontwikkelingen binnen de psychologie
Theoretische en methodologische vooruitgang in het vak zelf
Voorbeeld: structuur van klassieke experimenten → interne logica
Externalisme
Focus op externe factoren
o maatschappelijke omstandigheden
o politieke gebeurtenissen
o economische structuren
o technologische vooruitgang
Voorbeeld: humanistische psychologie mede ontstaan door WO II → behoefte aan
positief mensbeeld.
B. Great Man vs Zeitgeist
Great Man Approach
Geschiedenis door grote figuren
Neiging tot “heldenverering” (celebratory history)
Negeert netwerken, context, cultuur
Zeitgeist Approach
Ontwikkelingen ontstaan omdat de tijd rijp is
Individuen zijn producten van hun tijd
Tentamens vragen vaak:
Is Darwin groot omdat hij uniek was, of omdat de tijd kwalitatief klaar was voor
evolutietheorie? → Zeitgeist.
C. Presentism vs Historicism
Presentism
Geschiedenis bekijken vanuit huidige kennis
Risico: vroeger onterecht “dom” laten lijken
Historicism
Het verleden reconstrueren vanuit zijn eigen context, zonder te oordelen
Sophisticated Presentism
Compromis:
o erkent dat je nooit helemaal objectief kunt zijn
o gebruikt geschiedenis om hedendaagse kwesties te begrijpen
, o claimt niet dat heden superieur is
Tentamenvraag uit oefententamen 1:
“Een mix van presentism en historicism?” → sophisticated presentism
4. De 'New History of Psychology'
Termen die je moet kennen:
✔ Origin Myth Process
Geschiedenissen worden vereenvoudigd om psychologie als gladde opeenvolging van
successen te presenteren.
Voorbeeld: “Little Albert” → veel complexer dan handboeken doen lijken.
✔ Critical History / New History
Gericht op archieven en feiten
Minder lofverhalen, meer nuance
Inclusiever: aandacht voor vrouwen, niet-westerse contexten, gemarginaliseerde
stemmen
5. Continuity vs Discontinuity (waar begint psychologie?)
Ebbinghaus zei:
“Psychologie heeft een lange voorgeschiedenis, maar een korte geschiedenis.”
Lang verleden: filosofische discussies sinds de Oudheid.
Korte geschiedenis: psychologie als experimentele wetenschap (vanaf ±1850).
Debat:
Continuïteit
Concepten zoals geheugen bestaan door de geschiedenis heen min of meer stabiel.
Discontinuïteit
Concepten zoals IQ, persoonlijkheid, emoties zijn modern en niet herkenbaar in oude tijden.
6. Wie komt er in de geschiedenis voor? Wie niet?
Door historisch privilege:
universiteiten waren tot de 19e eeuw gesloten voor vrouwen
academies lieten vrouwen pas toe in de 20e eeuw (Royal Society pas in 1945!)