K is va g z dh id i zi h i zi zij
Les 10
Overzicht
• Anatomie van het immuunsysteem
• Aangeboren immuunsysteem
➢ Cellen
➢ Complement
➢ Acute fase eiwitten
• Verworven immuunsysteem
➢ Cellulaire immuniteit
➢ Humorale immuniteit
A a mi va h imm s s m
Immuunsysteem:
• Complex netwerk van cellen, weefsels en organen dat het lichaam beschermt tegen
pathogenen zoals bacteriën, virussen, schimmels en parasieten.
• Het onderscheidt zelf van niet-zelf en reageert zo nodig met een gecoördineerde
afweerreactie.
o Reactie tegen lichaamsvreemde bestanddelen
▪ (Bestanddelen; niet enkel pathogeen, ook eiwit)
Componenten van bloed:
,Cellulaire componenten:
• Ma r fag – fagocytose, antigenpresentatie.
• N r fi – snelle fagocyten, belangrijkste in acute ontsteking.
• E si fi – bestrijden van parasieten en het reguleren van allergische reacties
• Mas – actief bij allergies
• NK- – doden virus-geïnfecteerde of getransformeerde cellen.
• D dri is h – schakelen aangeboren en adaptieve immuniteit.
• B- mf - produceren antilichamen
• T- mf
o CD4+ T-h p r – helpen met de immuunrespons
o CD8+ xis h T- - Doden geïnfecteerde cellen, vooral bij virussen.
o T-r g a r - Onderdrukken overmatige immuunreacties.
Lymfoïde orgaan:
→ Verspreid over het hele lichaam – zeker in de botten
• Primaire lymfoïde organen
o Plaatsen waar lymfocyten ontstaan en rijpen.
▪ Beenmerg
▪ Thymus (gespecialiseerd)
• Secundaire lymfoïde organen
o Plaatsen waar immuuncellen geactiveerd worden door antigenen.
▪ Lymfeklieren
▪ Milt
▪ MALT (Mucosa-Associated Lymphoid Tissue)
, Beenmerg:
• Hoofdlocatie van hematopoëse (vorming van alle bloedcellen).
• B-cellen rijpen volledig in het beenmerg.
• T-celprecursoren worden er gevormd, maar migreren naar de thymus voor rijping.
Thymus: (zit bij sternum)
Locatie waar T-lymfocyten rijpen (positieve en
negatieve selectie). (neg als klonen geen
functie hebben)
Groot in kindertijd, involueert na de puberteit.
Lymfeklieren
• Gelegen langs lymfevaten
• Filteren lymfe op antigenen
• Locatie waar naïeve T- en B-cellen geactiveerd worden
Milt:
• Filtert bloed op pathogenen
• Verwijdert oude rode bloedcellen
• Belangrijk bij encapsulated bacteria
(bv. pneumokokken)
Les 10
Overzicht
• Anatomie van het immuunsysteem
• Aangeboren immuunsysteem
➢ Cellen
➢ Complement
➢ Acute fase eiwitten
• Verworven immuunsysteem
➢ Cellulaire immuniteit
➢ Humorale immuniteit
A a mi va h imm s s m
Immuunsysteem:
• Complex netwerk van cellen, weefsels en organen dat het lichaam beschermt tegen
pathogenen zoals bacteriën, virussen, schimmels en parasieten.
• Het onderscheidt zelf van niet-zelf en reageert zo nodig met een gecoördineerde
afweerreactie.
o Reactie tegen lichaamsvreemde bestanddelen
▪ (Bestanddelen; niet enkel pathogeen, ook eiwit)
Componenten van bloed:
,Cellulaire componenten:
• Ma r fag – fagocytose, antigenpresentatie.
• N r fi – snelle fagocyten, belangrijkste in acute ontsteking.
• E si fi – bestrijden van parasieten en het reguleren van allergische reacties
• Mas – actief bij allergies
• NK- – doden virus-geïnfecteerde of getransformeerde cellen.
• D dri is h – schakelen aangeboren en adaptieve immuniteit.
• B- mf - produceren antilichamen
• T- mf
o CD4+ T-h p r – helpen met de immuunrespons
o CD8+ xis h T- - Doden geïnfecteerde cellen, vooral bij virussen.
o T-r g a r - Onderdrukken overmatige immuunreacties.
Lymfoïde orgaan:
→ Verspreid over het hele lichaam – zeker in de botten
• Primaire lymfoïde organen
o Plaatsen waar lymfocyten ontstaan en rijpen.
▪ Beenmerg
▪ Thymus (gespecialiseerd)
• Secundaire lymfoïde organen
o Plaatsen waar immuuncellen geactiveerd worden door antigenen.
▪ Lymfeklieren
▪ Milt
▪ MALT (Mucosa-Associated Lymphoid Tissue)
, Beenmerg:
• Hoofdlocatie van hematopoëse (vorming van alle bloedcellen).
• B-cellen rijpen volledig in het beenmerg.
• T-celprecursoren worden er gevormd, maar migreren naar de thymus voor rijping.
Thymus: (zit bij sternum)
Locatie waar T-lymfocyten rijpen (positieve en
negatieve selectie). (neg als klonen geen
functie hebben)
Groot in kindertijd, involueert na de puberteit.
Lymfeklieren
• Gelegen langs lymfevaten
• Filteren lymfe op antigenen
• Locatie waar naïeve T- en B-cellen geactiveerd worden
Milt:
• Filtert bloed op pathogenen
• Verwijdert oude rode bloedcellen
• Belangrijk bij encapsulated bacteria
(bv. pneumokokken)