MENS, SAMENLEVING EN
ECONOMIE -
EXAMENVRAGEN
,DEEL 1: Psychologie
Vraag 1: Beschrijf Maximizers en Relativiteit.
Een Maximizer zoekt alles tot op de bodem uit en wil uiteindelijk de beste keuze maken.
Relativiteit: We nemen als mens informatie niet isoleerbaar op. We nemen deze altijd op, relatief tot
andere informatie.
Vraag 2: Stelling: Als we ons neerwaarts vergelijken, krijgen we positieve
gevoelens. Is deze stelling juist of fout?
Juist. Je vergelijkt je met mensen die het slechter hebben dan jou. Hierdoor ontstaan er positieve
gevoelens.
Vraag 3: Ankering hoort bij welke stappen van Behavioral Economics?
Bij Anker Bias. We baseren een inschatting op de eerste informatie die we krijgen, vaak gegevens die
niets te maken hebben met het probleem waar we voor staan.
Vraag 4: Wat is het crowding out effect?
Wanneer iemand die reeds intrinsiek gemotiveerd is door hem/haar extrinsiek te motiveren door
middel van een beloning minder intrinsiek gemotiveerd wordt (en het gedrag dus afneemt).
Vraag 5: Is persoonlijke relevantie een vorm van intrinsieke autonome motivatie?
Nee, dit is een vorm van extrinsieke autonome relevantie.
Vraag 6: Wat kan manager doen om werknemer zijn gevoel van competentie te
versterken?
• Relatie gedrag-uitkomsten
• Duidelijke & realistische verwachtingen
• Positieve feedback
Vraag 7: Welke bias is toegepast als iemand verder wil rijden voor koffiemachine
met €10 korting op €100 i.p.v. €300?
Dit is een voorbeeld van Relativiteit.
, Vraag 8: Volgens Herzberg wordt arbeidsmotivatie bepaald door:
A. De arbeidsomstandigheden van de werknemer
B. De geldelijke beloning ontvangen voor het werk
C. De extrinsieke kenmerken van het werk
D. De intrinsieke kenmerken van het werk
Vraag 9: Welk van onderstaande woorden beschrijft volgens de inzichten van
behavioral economics best een rationeel denkproces?
A. ongecontroleerd, moeiteloos, traag, bewust, associatief
B. gecontroleerd, inspannend, traag, bewust, deductief
C. ongecontroleerd, moeiteloos, snel, onbewust, associatief
D. Gecontroleerd, moeiteloos, snel, onbewust, deductief
Vraag 10: Open vraag
Bij het bespreken van de zelf-determinatie theorie hebben we gezien dat autonome
motivatie ontstaat wanneer 3 basisbehoeften bevredigd worden. Hoe beter voldaan wordt
aan deze basisbehoeften, hoe kwalitatiever iemands motivatie is om iets te doen en hoe
beter mensen zich er over voelen.
A. Bespreek en definieer de 3 basisbehoeften.
Autonomie: Keuze toelaten, druk minimaliseren, initiatief aanmoedigen.
Competentie: Relatie gedrag-uitkomsten, duidelijke & realistische verwachtingen, positieve
feedback.
Verbondenheid: Emotionele steun, oprechte interesse, empathie.
B. Bekijk onderstaande voorbeelden en geef aan op welk van de 3 basisbehoefte(n) hier
getracht wordt in te spelen. Bespreek ook je redenering.
Voor kleine bedragen is het niet meer nodig om je pincode in te voeren. Je houdt je bankkaart
naast het apparaat en je hebt betaald. Een bank heeft bij al haar klanten, zonder een keuze voor te
leggen deze functie op actief gezet. Dit zorgde echter bij diverse klanten voor de nodige onrust.
Een andere bank deed het anders en biedt de klant zelf de keuze of die zich er voor wil aanmelden.
• Hierbij speelt de tweede bank in op autonomie. Ze geven de klant de keuze. Daarnaast zetten
ze ook minder druk op de klanten.
Een trainer krijgt het advies om atleten te betrekken in beslissingsprocessen, om hen als gelijken te
beschouwen in gesprekken, om actief naar hen te luisteren en om meer samen op te trekken
buiten de trainingen.
• Autonomie en verbondenheid: Hij moedigt aan dat ze zelf initiatief nemen en keuzes maken.
Daarnaast creëert hij verbondenheid d.m.v. oprechte interesse te tonen en empathie.
ECONOMIE -
EXAMENVRAGEN
,DEEL 1: Psychologie
Vraag 1: Beschrijf Maximizers en Relativiteit.
Een Maximizer zoekt alles tot op de bodem uit en wil uiteindelijk de beste keuze maken.
Relativiteit: We nemen als mens informatie niet isoleerbaar op. We nemen deze altijd op, relatief tot
andere informatie.
Vraag 2: Stelling: Als we ons neerwaarts vergelijken, krijgen we positieve
gevoelens. Is deze stelling juist of fout?
Juist. Je vergelijkt je met mensen die het slechter hebben dan jou. Hierdoor ontstaan er positieve
gevoelens.
Vraag 3: Ankering hoort bij welke stappen van Behavioral Economics?
Bij Anker Bias. We baseren een inschatting op de eerste informatie die we krijgen, vaak gegevens die
niets te maken hebben met het probleem waar we voor staan.
Vraag 4: Wat is het crowding out effect?
Wanneer iemand die reeds intrinsiek gemotiveerd is door hem/haar extrinsiek te motiveren door
middel van een beloning minder intrinsiek gemotiveerd wordt (en het gedrag dus afneemt).
Vraag 5: Is persoonlijke relevantie een vorm van intrinsieke autonome motivatie?
Nee, dit is een vorm van extrinsieke autonome relevantie.
Vraag 6: Wat kan manager doen om werknemer zijn gevoel van competentie te
versterken?
• Relatie gedrag-uitkomsten
• Duidelijke & realistische verwachtingen
• Positieve feedback
Vraag 7: Welke bias is toegepast als iemand verder wil rijden voor koffiemachine
met €10 korting op €100 i.p.v. €300?
Dit is een voorbeeld van Relativiteit.
, Vraag 8: Volgens Herzberg wordt arbeidsmotivatie bepaald door:
A. De arbeidsomstandigheden van de werknemer
B. De geldelijke beloning ontvangen voor het werk
C. De extrinsieke kenmerken van het werk
D. De intrinsieke kenmerken van het werk
Vraag 9: Welk van onderstaande woorden beschrijft volgens de inzichten van
behavioral economics best een rationeel denkproces?
A. ongecontroleerd, moeiteloos, traag, bewust, associatief
B. gecontroleerd, inspannend, traag, bewust, deductief
C. ongecontroleerd, moeiteloos, snel, onbewust, associatief
D. Gecontroleerd, moeiteloos, snel, onbewust, deductief
Vraag 10: Open vraag
Bij het bespreken van de zelf-determinatie theorie hebben we gezien dat autonome
motivatie ontstaat wanneer 3 basisbehoeften bevredigd worden. Hoe beter voldaan wordt
aan deze basisbehoeften, hoe kwalitatiever iemands motivatie is om iets te doen en hoe
beter mensen zich er over voelen.
A. Bespreek en definieer de 3 basisbehoeften.
Autonomie: Keuze toelaten, druk minimaliseren, initiatief aanmoedigen.
Competentie: Relatie gedrag-uitkomsten, duidelijke & realistische verwachtingen, positieve
feedback.
Verbondenheid: Emotionele steun, oprechte interesse, empathie.
B. Bekijk onderstaande voorbeelden en geef aan op welk van de 3 basisbehoefte(n) hier
getracht wordt in te spelen. Bespreek ook je redenering.
Voor kleine bedragen is het niet meer nodig om je pincode in te voeren. Je houdt je bankkaart
naast het apparaat en je hebt betaald. Een bank heeft bij al haar klanten, zonder een keuze voor te
leggen deze functie op actief gezet. Dit zorgde echter bij diverse klanten voor de nodige onrust.
Een andere bank deed het anders en biedt de klant zelf de keuze of die zich er voor wil aanmelden.
• Hierbij speelt de tweede bank in op autonomie. Ze geven de klant de keuze. Daarnaast zetten
ze ook minder druk op de klanten.
Een trainer krijgt het advies om atleten te betrekken in beslissingsprocessen, om hen als gelijken te
beschouwen in gesprekken, om actief naar hen te luisteren en om meer samen op te trekken
buiten de trainingen.
• Autonomie en verbondenheid: Hij moedigt aan dat ze zelf initiatief nemen en keuzes maken.
Daarnaast creëert hij verbondenheid d.m.v. oprechte interesse te tonen en empathie.
