H2: Tijd van Grieken en Romeinen, 3000 v.C. – 500 n.C.
Kenmerkend aspect: De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-
Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde.
Tot 509 v. Chr was het Romeinse Rijk een koninkrijk
(monarchie). De macht lag in de handen van de koning en
Rome was een stadstaat. Van 509 tot 27 v. Chr. was het
Romeinse Rijk een republiek en lag de macht in handen van
de consuls en de Senaat. (Aristocratie). Rome gaat uitbreiden
en wordt een Imperium. Daardoor worden de generaals
machtiger en komen er burgeroorlogen. Rome kon zo snel
groeien door het sterke leger, goede bestuur en de veroverde
gebieden. Ook het goede wegennet en de verdedigbare
grenzen maakten het makkelijk om een imperium te vormen. In 168 v. Chr. verovert Rome
Griekenland. Hierdoor begon men de mooie kunstwerken uit Griekenland als oorlogsbuit
naar Rome te brengen en zo de saaie gebouwen te vervangen. Ook de Griekse slaven
zorgden voor het verspreiden van de Griekse cultuur. De houding tegenover de
Grieken was dan ook tweeslachtig. De Romeinen keken op naar de cultuur en de kunst
maar ze keken toch neer op de mensen zelf. Als ze het nodig vonden pasten de Romeinen
de Griekse kunst wel aan (zie kma over de klassieke vormentaal). Het Romeinse Imperium
zorgt voor de verdere verspreiding van de Griekse kunst, omdat de veroverde gebieden zich
wel wat moesten aanpassen aan de Romeinen om vredig te kunnen blijven leven. Let op!
Hoe verder van Rome af, hoe minder de invloed is geweest. De moord op Caesar en het
opvolgen door zijn adoptiefzoon Octavianus is het begin van het keizerrijk. Dit is van 27 v.
Chr. tot ongeveer 476 na Chr. De macht is in handen van de keizer. In 476 gaat het West-
Romeinse rijk ten onder.
Kernbegrippen
Aristocratie: De adel is de baas (= een groepje)
Imperium: Een groot rijk onder de macht van een keizer of van één volk.
Republiek: In tegenstelling tot een monarchie worden in een republiek telkens nieuwe leiders
gekozen en wordt de macht gedeeld.
Monarchie: De macht wordt bepaald door erfelijke alleenheerschappij.
Romanisering: Verspreiding van de cultuur cultuur over West-Europa
Pax Romana: De vrede in het Romeinse Rijk waardoor dit Rijk zo groot en zo machtig kon
worden.
VOGGP
Verschijnsel: Keizerrijk, Monarchie
Ontwikkeling: De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur
zich in Europa verspreidde.
Gebeurtenis: 168- Verovering Griekenland door Rome 476 - val van West-Romeinse Rijk
Gedachte: Democratie, Aristocratie
Persoon: Julius Caesar, Octavianus
Kenmerkend aspect: De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-
Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde.
Tot 509 v. Chr was het Romeinse Rijk een koninkrijk
(monarchie). De macht lag in de handen van de koning en
Rome was een stadstaat. Van 509 tot 27 v. Chr. was het
Romeinse Rijk een republiek en lag de macht in handen van
de consuls en de Senaat. (Aristocratie). Rome gaat uitbreiden
en wordt een Imperium. Daardoor worden de generaals
machtiger en komen er burgeroorlogen. Rome kon zo snel
groeien door het sterke leger, goede bestuur en de veroverde
gebieden. Ook het goede wegennet en de verdedigbare
grenzen maakten het makkelijk om een imperium te vormen. In 168 v. Chr. verovert Rome
Griekenland. Hierdoor begon men de mooie kunstwerken uit Griekenland als oorlogsbuit
naar Rome te brengen en zo de saaie gebouwen te vervangen. Ook de Griekse slaven
zorgden voor het verspreiden van de Griekse cultuur. De houding tegenover de
Grieken was dan ook tweeslachtig. De Romeinen keken op naar de cultuur en de kunst
maar ze keken toch neer op de mensen zelf. Als ze het nodig vonden pasten de Romeinen
de Griekse kunst wel aan (zie kma over de klassieke vormentaal). Het Romeinse Imperium
zorgt voor de verdere verspreiding van de Griekse kunst, omdat de veroverde gebieden zich
wel wat moesten aanpassen aan de Romeinen om vredig te kunnen blijven leven. Let op!
Hoe verder van Rome af, hoe minder de invloed is geweest. De moord op Caesar en het
opvolgen door zijn adoptiefzoon Octavianus is het begin van het keizerrijk. Dit is van 27 v.
Chr. tot ongeveer 476 na Chr. De macht is in handen van de keizer. In 476 gaat het West-
Romeinse rijk ten onder.
Kernbegrippen
Aristocratie: De adel is de baas (= een groepje)
Imperium: Een groot rijk onder de macht van een keizer of van één volk.
Republiek: In tegenstelling tot een monarchie worden in een republiek telkens nieuwe leiders
gekozen en wordt de macht gedeeld.
Monarchie: De macht wordt bepaald door erfelijke alleenheerschappij.
Romanisering: Verspreiding van de cultuur cultuur over West-Europa
Pax Romana: De vrede in het Romeinse Rijk waardoor dit Rijk zo groot en zo machtig kon
worden.
VOGGP
Verschijnsel: Keizerrijk, Monarchie
Ontwikkeling: De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur
zich in Europa verspreidde.
Gebeurtenis: 168- Verovering Griekenland door Rome 476 - val van West-Romeinse Rijk
Gedachte: Democratie, Aristocratie
Persoon: Julius Caesar, Octavianus
